Annie Clark heeft er met zes albums in haar achtendertigjarig bestaan al een heel parcours opzitten. Op haar laatste langspeler, ‘Daddy’s Home’, neemt ze duidelijk een nieuwe creatieve wending. De drumcomputers en dolgedraaide gitaarsolo’s worden aan de kant geschoven voor een trip gedrenkt in nostalgie. We hadden niet snel gedacht dat het Pink Floyd zou zijn die als eerste referentie in ons naar boven zou komen drijven bij een St. Vincent plaat. Zelf geeft ze in interviews aan dat het vooral Steely Dan, Lou Reed en Stevie Wonder waren die haar inspireerden voor ‘Daddy’s Home’. De titeltrack omschrijft ze dan weer als ‘sleazy reggae’, al zouden we het zelf eerder op blues houden. Nu zijn het beide niet meteen genres waar ondergetekende warm voor loopt. Hoe komt een artieste die bekend staat voor het afwijken van platgetreden paden ertoe om zich te te wagen aan een duf genre als reggae? In hindsight blijkt de wending richting een in een 70’s-esthetiek badende sound ook niet helemaal onverwacht, gezien de tendens van haar eerdere samenwerkingen.
Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld haar samenwerking met Talking Heads-legende David Byrne. Begin 2012 brachten ze samen het onvolprezen ‘Love This Giant’ uit. Al was dat hoegenaamd geen buiging naar het eerdere werk van Byrne. De plaat bestaat dan wel uit de nodige theatraliteit, waar beide artiesten wel per definitie een patent op hebben, maar het was zeker geen herrijzing van de gepatenteerde patronen van op ‘Remain in Light’. Het rijke klankenpalet geeft wel aan dat Clark toen al gefascineerd was door de geluiden van de 70’s en 80’s. Het is des te opvallender dat ze na die samenwerking de futuristische kaart trok voor haar terecht bejubelde self-titled album.
Van Macca tot Brownstein
Fast Forward. In 2019 vervoegde Clark Sleater-Kinney als producer voor wat later ‘The Center Won’t Hold’ werd. De legendarische all-female band die in 2015 terugkeerde na een hiatus van 6 jaar met het fantastische ‘No Cities To Love’. Het trio werkte aan een opvolger voor die comebackplaat en vroeg Clark om enige begeleiding bij het creatieve proces. De samenwerking leidde echter (causaal?) tot een breuk in de band met het vertrek van drumster Janet Weiss. Zo kondigde ze aan dat het tijd voor haar werd om andere wegen in te slaan aangezien er voor haar geen creatieve rol meer was weggelegd binnen de band. De rol van Clark in deze breuk is verder onduidelijk. Wel bleek ‘The Center Won’t Hold’ logischerwijs een afscheid te zijn van de kenmerkende drumsound van Weiss, hoewel ze wel nog betrokken was bij de opnames. De snoeiharde, menselijke percussie werd ingeruild voor meer drumcomputers, zoals die we ook kennen van het werk van St. Vincent. Het leverde een schromelijk onderschatte plaat op en oh ja: het duo komt volgende maand opnieuw met een nieuwe plaat. ‘Daddy’s Home’ doet ons vermoeden dat de artistieke wisselwerking geen eenrichtingsverkeer is geweest.
Het laatste wapenfeit dat we kaderend willen aanhalen is een samenwerking met de ultieme oudgediende Paul McCartney. En zoals dat tegenwoordig gaat, ging ze ook in gesprek met hem via een Instagram Live. Zo namen ze samen het nummer ‘Women & Wives’ op. McCartney inspireerde zich voor dit nummer op de biografie van bluesartiest Lead Belly. Een inspiratie die meteen ook doorgestroomd lijkt te zijn naar Clark. Het is een samenwerking die initieel wat bevreemdend aanvoelt, des te meer omwille van de lome gitaren, maar die volledig in lijn ligt met ‘Daddy’s Home’. Nog een kleine zijsprong: naast Clark mocht ook Beck aan de slag met Macca. Clark remixte op haar beurt het funky ‘Uneventful Days’.
Fraus omnia corrumpit
Voor haar eigen platen werkt Clark al even samen met Jack Antonoff, tevens de goeroe van andere grote popsterren als Taylor Swift, Lorde en Lana Del Rey waarvoor hij jaarlijks mag aanschuiven voor een nominatie bij de Grammy’s. Maar het zijn ook artiesten die niet vies zijn van een scheut nostalgie in hun muziek. Ook bij St. Vincents’ vorige langspeler ‘MASSEDUCTION’ zat Antonoff al aan de knoppen. Waar ‘MASSEDUCTION’ een relatief logisch vervolg vormde op haar met elektronica doorspekte self-titled plaat, is dat hoegenaamd niet meer het geval op ‘Daddy’s Home’. En de invloed van Antonoff lijkt daarmee ook groter dan ooit te zijn, getuige de bluesy gitaren die op elk nummer wel op één of andere manier doorsijpelen.
Het thema van ‘Daddy’s Home’ zal daarnaast ook een handje geholpen hebben om oudere invloeden te gaan opzoeken. De titel mag namelijk letterlijk genomen worden: de vader van Clark mocht na 9 jaar de gevangenis verlaten nadat hij werd veroordeeld omwille van zijn betrokkenheid in een fraudezaak. Een gebeurtenis waarover ze tot voor kort de lippen stijf op elkaar hield. Hoewel ze er op het nummer ‘Cruel’ – tevens één van haar eerste grote succesnummers – impliciet wel naar leek te verwijzen. Zo luidt het als volgt ‘They could take or leave you/So they took you, and they left you/How could they be casually cruel?’. Met deze plaat lijkt ze het impliciete dan toch in te ruilen voor een meer expliciete confrontatie. De hereniging zorgde er zelfs voor dat haar vader onlangs aanwezig was bij een live performance bij SNL.
En zo blijkt de 70’s-revival toch een behoorlijk logische nieuwe stap te zijn in het parcours van Clark. Of dat echt een succesvolle stap is, daar zijn we nog niet echt volledig uit. Het geheel klinkt vaak als een flauw afkooksel van haar invloeden. Zo lijkt ‘Live in The Dream’ haast een herwerking te zijn van ‘The Great Gig in the Sky’ (maar dan zonder uitgebreid koor). Met een verwijzing naar ‘The Dark Side of the Moon’ op enige uitschieter ‘The Melting of the Sun’ (waarop dan weer wel een bescheiden koor te horen valt) lijkt de cirkel rond te zijn. Geef ons dan toch maar de futuristische St. Vincent.