november 1, 2020
Geschreven door: Stef Claes

Eartheater herrijst uit de assen van een verschroeide toekomst

Foto: Daniel Sannwald

Defier of closed space, such as the head, opener
Of the sealed passageways, so that
Sunlight entering the nose can once again

Louise Glück

…uit de lichamelijke schemerzones ontspruiten. Of zoiets, want vrije literaire vertalingen van Nobelprijswinnaars beperken zich op onze redactie meestal tot het tot Algemeen Beschaafd IJslands herleiden van ‘Key West’, de onvolprezen instant classic van ene Bob Dylan. Eartheater ofte Alexandra Drewchin, een werkelijke defier of closed space, kent ironisch genoeg haar roots in het Russische sociaal-realisme. Haar grootvader schilderde in tijden van cultureel Sovjet-‘pragmatisme’, maar het is de onverzettelijkheid van haar moeder die de jonge Drewchin verder vormde, nadat financiële problemen het jonge gezin tot een verhuis dwongen. Van de oneindig ogende horizon van de familieboerderij naar een figuurlijke grijstinten spuwende flat. Maar goed, getreurd is altijd mis. De zintuiglijke werkelijkheid weerspiegelt immers wel vaker een psychosociale coming of age, en ook bij de huisgeschoolde Drewchin bleek de ‘eigenzinnige artieste’ het product van een laattijdige introductie in een voorstedelijke school, waar de arty kids samendromden in donkere hoeken van wit bepleisterde lokalen.

Jimmy Frey heeft wel vaker gelijk gekregen van de geschiedenis, en omtrent de stad ‘Saragossa’ – de stad van ieders dromen – is ook Dwerchin het vast roerend eens. Het is immers na een ballingschap (oké: een artist residency) in de stad van El Pilar en Nayim dat ‘Phoenix: Flames Are Dew Upon My Skin’ het levenslicht zag. De uitputting na een tergende tour en de nabijheid van de Ebro vormen de achtergrond waartegen de schier menselijke sound van ‘Phoenix’ een natuurlijke evolutie lijkt. Al is het na het stuiterende, onconventionele ‘Irisiri’ allerminst een evidentie dat een kamerensemble en een akoestische gitaar de boventoon voeren. En toch, en toch. De juxtapositie van krullende, ietwat kleffe snaarinstrumenten en ijzige hoge noten op ‘Below The Clavicle’ lijken zo geplukt uit Anja Plaschgs back catalogue.

Mumble rap en Perzische tapijten

Een ander voorbeeld van de echo’s van de vroege Soap & Skin is het bloedmooie ‘Diamond In The Bedrock’, dat een zekere mumble rap flow etaleert; een brokkelig woordendebiet. De maximalistische instrumentale invulling die Dwerchin aan de song geeft, doen zeker dankzij de fluitisten en de inbreng van het Ensemble de Cámara denken aan een huwelijk van ‘Utopia’ en ‘Vulnicura’, de twee extrema uit de recentere werken van Björk. Het is een essentiële botsing van twee zienswijzen, waarbij het souterrain van het orkestrale het voorgeborchte van de verfijnde elektronica vormt. Dwerchin heeft met ‘Phoenix’ een geen al te eenvoudige taak volbracht: het samenbrengen van de ongebreidelde Arca-fetisj die een huidige generatie soloartiesten kenmerkt (‘Goodbye Diamond’), en de freakfolk die Devendra Banhart op een Perzisch tapijt bracht ten tijde van ‘Rejoicing The Hands’ (‘Bringing Me Back’). Verder is het echter de complete afwezigheid van kruiperigheid of enige zweem van te veel sérieux die aangenaam verrast. De beeldtaal die Dwerchin aan het album schonk, laat op dat gebied ook niet veel aan de verbeelding over. Het is een ode aan humor in de ‘belangrijke’ avant-garde scène waar Queens, NYC zich anno 2020 mee vereenzelvigt. Het is tevens een vurig pleidooi voor een erkenning van Midden-Aarde als geërotiseerde grond. Of zoiets.

‘Phoenix’ is is een essentiële botsing van twee zienswijzen, waarbij het souterrain van het orkestrale het voorgeborchte van de verfijnde elektronica vormt

En dan is er nog ‘Volcano’. De naam Björk is al gevallen, en valt in zowat elke recensie van ondergetekende Skyline Rev, maar is ook nu weer relevant. Waar ‘Biophilia’ in 2011 een niet onaardige poging deed om een ware kosmologie te verklanken, is ‘Volcano’ een poëtische vertaling van het hylemorfisme van de oude Grieken. “I shiver an avalanche“; de weerbarstige eenheid van vorm en stof in beeld gebracht. Wanneer haar innerlijke wereld woelt en zich weert, loopt een lawine aan rillingen over Drewchins rug. Het besef van de mogelijke futiliteit van haar werk wordt dan weer onderstreept in de afzink van ‘Volcano’: “I’m still building mountains/Underground“.

Dit allemaal gezegd zijnde, is ‘Phoenix’ in tegenstelling tot bovenstaande paragraaf géén irritant hoogdravende verzameling nummers geworden. Het is bovenal een mooi album, dat eerder herfstkleuren dan vlammend verlangen oproept. Dwerchin weet bijzonder goed hoe ankerpunten te voorzien die houvast bieden in een behoorlijk experimenteel palet, en dat komt het geheel ten goede. Het karakter van ‘Phoenix’ grenst de hele tijd aan het warme, zelfs geborgene, zonder te vervallen in een lauwe salonsfeer; ofwel die omgeving waarin met fletse koffie in dure porseleinen koppen gesproken wordt over rechtvaardigheid. ‘Phoenix’ kruipt bij iedere luisterbeurt verder weg van de oppervlakte, naar een nog onbestemde diepte.

Close
Menu