U las – allicht – in de #SR50 onze impuls om bevlogen door de eindejaarslijstjes een overzicht te schetsen van nummers over Coney Island. De aanleiding? To put it plainly, we just couldn’t stop writing. To try and put it more poetically, it feels like we were standing on the edge of the folklorian woods and had a choice: to turn and go back or to travel further into the forest of this. Het werd het laatste.
Van gerespecteerde muziekjournalistiek als de onze verwacht u dan een inleiding die schetst hoe er door de decennia heen over tal van plaatsen gezongen werd: van continenten tot steden, van appartementen tot hotels. Maar daar is hier werkelijk geen beginnen aan. Kent u ‘De ondoordringbaarheid van Mortsel’ en ‘Boechout mijn land’? Dat zijn twee nummers over een totale oppervlakte van 28,49 km², van de hand van dezelfde artiest. U krijgt een idee.
En toch: met 7,26 km² is Coney Island net iets kleiner dan Mortsel. De ene illustere plek blijkt veel meer artiesten te kunnen inspireren dan een enkele Bart Peeters, en dus schetsen we graag een overzicht. Subjectief en arbitrair, zoals u het verwacht.
Nog even dit: we beperken ons tot nummers waarbij Coney Island in de titel voorkomt. Daardoor vallen artiesten met die naam – Josef Coney Island en Lana Del Rey, die zichzelf ook Queen of Coney Island durft te noemen – en albums – Bizarre (van D12) – uit het spreekwoordelijke looping ship. Hetzelfde geldt voor albumcovers met Coney Island erop – Cindy Lauper en Red House Painters – al grijpen we de gelegenheid wel graag aan om te mijmeren over de muziek die Mark Kozelek anno 1993 maakte. Samples van mensen die spreken over Coney Island vallen net zo goed buiten het bestek, zo ook ‘Sleep’ van Godspeed You! Black Emperor. “Anyways, let’s see what else I, uh… It was Coney Island. They called Coney Island the playground of the world. There was no place like it, in the whole world, like Coney Island when I was a youngster.“
Taylor Swift ft. The National – Coney Island
Nadat Swift met Aaron Dessner de druk besproken plaat ‘Folklore’ voltooide, werkte ze ook met zijn broer Bryce samen voor het vervolg ‘Evermore’, en met de overige leden van The National voor het nummer ‘Coney Island’. Het kan gezien worden als een thuiskomst van Matt Berninger en de zijnen, na een jaar van soloprojecten die klinken als wat de overkoepelende band elke zomer presenteert op de festivalweides.
Taylor lijkt prima te gedijen in het melancholisch coloriet dat The National kenmerkt. In de vorm van een dialoog met Berninger wordt het liefdesverleden van Swift overlopen, met Coney Island als metafoor voor de periode waarin alles goed ging: “And do you miss the rogue/who coaxed you into paradise and left you there?” en “Sorry for not winning you an arcade ring“. Voor wie een gelijkaardig probleem heeft: zo’n arcade rings zijn gewoon te koop op haar webshop.
De ene anekdote die wordt aangehaald in het nummer is al concreter dan de andere, met bijvoorbeeld het missen van een verjaardagsfeest door ex X, of een sneeuwscooterongeval met ex Y. Wat er ook van zij: buiten de Dessners schreef ook William Bowery, pseudoniem van Joe Alwyn of Swifts huidige wederhelft, aan het nummer. Eind goed al goed.
Tom Waits – Coney Island Baby
Wat weinigen weten is dat, net zoals de vriend van Swift of de vrouw van Berninger, ook de eega van Tom Waits mee aan zijn teksten schrijft. Coney Island kwam daar meer dan eens in voor: in ‘Take it with Me’ (1999) is Coney Island een deel van hetgeen zich in het geheugen kan blijven afspelen maar verdwijnt bij het overlijden; in ‘Table Top Joe’ (2002) is Coney Island de locatie waar Johnny Eck optrad in zogenaamde freak shows; en in ‘Coney Island Baby’ (2002) is het de bijnaam die Waits geeft aan een vertrouwd thuiskomen: “every night she comes to take me out to dreamland”. Dreamland is niet alleen de droomwereld maar een ook een een voormalig gedeelte van Coney Island, zoals bezongen in ‘Flowers Grave’ (2002): “Someday the silver moon and I will go to Dreamland”.
Overigens: de nummers uit 2002 komen van de platen ‘Alice’ en ‘Blood Money’, waarop Colin Stetson saxofoon speelde, en ‘Take it with Me’ werd enkele maanden geleden gecoverd door drummer en singer-songwriter S. Carey. Zo ziet u maar: het is niet al Taylor wat de klok slaat ten huize Bon Iver.
Lou Reed – Coney Island Baby
Meer dan eender welke populaire artiest uit de voorbije eeuw had Lou Reed lak aan genres en bijwijlen zelfs aan goede smaak. ‘Coney Island Baby’ kwam er amper een half jaar na het deconstructivistische noise-opus ‘Metal Machine Music’, dat veel meer affiniteit had met de avant-gardescène van LaMonte Youngs Theatre of Eternal Music dan met Reeds solomuziek uit de vroege jaren ’70. Maar eerder dan te verdwijnen in de donkere krochten van het Fluxusexperimentalisme en de wereld van wat we met een vies woord ‘kunstmuziek’ kunnen noemen sloeg Reed (die na ‘MMM’ financieel aan de grond zat) terug met ‘Coney Island Baby’. Een album dat volgens sommige critici zowaar té commercieel was.
Maar hoewel de gepolijste softrock op ‘Coney Island Baby’ de avant-gardevibes van ‘Berlin’ of de weerhaken van de vroege Velvet Undergroundjaren mist, wordt het nergens zelfgenoegzaam. En het beste voorbeeld van het geslaagde huwelijk tussen Reeds lijzige stem en Godfrey Diamonds kraaknette productie moet het titelnummer zijn. Coney Island dient hier om het contrast met de onderbuik van downtown Brooklyn scherp te stellen (“Remember that the city is a funny place/Something like a circus or a sewer”). Tegelijk speelt de plaats een nostalgische rol, maar Lou Reed zou Lou Reed niet zijn als hij genoegen nam met zo’n clichématige metafoor voor jeugdigheid en onbezonnenheid. Coney Island verzinnebeeldt een tegelijk geïdealiseerde en getroubleerde jeugd: een nostalgische hang naar geborgenheid enerzijds, en anderzijds het traumatiserende keurslijf van een seksuele normativiteit die niet rijmde met de homo-erotische neigingen waar de verteller met een aantal innuendos naar verwijst. De finale boodschap, die Reed in de eerste plaats lijkt te richten aan een jongere versie van zichzelf, is minder dubbelzinnig: “The glory of love might see you through”. Als dat niet mooi is.
Oh, en over ‘Coney Island Steeplechase’ op het faux-Velvet Undergroundalbum ‘Another View’ zwijgen we hier wijselijk.
Mercury Rev – Coney Island Cyclone
Als u het idee van dwarsfluiten en trompetten op een shoegaze-album absurd vindt, dan heeft u nog nooit naar ‘Yerself Is Steam’ van Mercury Rev geluisterd. Denk Primus meets Jesus and the Mary Chain, of een liefdesbaby van Wayne Coyne en Kevin Shields. Denk Dinosaur Jr. maar dan luider, spannender en grappiger. Explosies van gitaargeweld zijn hier niet gericht op introspectie. Veeleer het tegendeel: zowat alle muzikale elementen op ‘Yerself Is Steam’ staan in functie van effectbejag, maar dan op een goede, Zappaëske manier.
De meeste songtitels op de debuutplaat van de New Yorkers hebben een uitgesproken surrealistische inslag – wat dacht u van ‘Sweet Oddysee of a Cancer Cell t’ th’ Center of Yer Heart’, of ‘Continuous Trucks and Thunder Under a Mother’s Smile’? Het derde nummer daarentegen, ‘Coney Island Cyclone’ (tevens de naam van een bekende rollercoaster, u raadt al waar) is een duidelijke verwijzing naar de rotvaart waarmee Mercury Rev u alle hoeken van de kamer laat zien. De openingsriff wordt na luttele seconden overstemd door een teringherrie waar de levenslust vanaf spat. “I won’t chicken out”, zingt David Baker boven de feedback uit. En u?
Death Cab For Cutie – Coney Island
Dan toch Mark Kozelek: ‘Ben’s My Friend’ zou gaan over Ben Gibbard van Death Cab For Cutie. De muziek van die groep is iets, nu ja, softer, om maar te zwijgen van hun covers van The Smiths en Björk. Toch is ‘Coney Island’ – de plaat ‘The Photo Album’ (2001) bevat ook een uitvoering van ‘All Is Full of Love’ – een prima nummer over het verstrijken van de tijd, of over de cyclus van de natuur. Of het zou een manifest van vijf regels tegen gehaaide modernisering kunnen zijn, met Coney Island als mythische plaats waar alles hetzelfde blijft. Het had net zo goed een dierentuin kunnen zijn, zou Spinvis denken.
Andrew Bird’s Bowl of Fire – Coney Island Shuffle
Rond de eeuwwisseling had Andrew Bird een band die de roaring twenties (die van de vorige eeuw, tenminste!) leken te echoën met swing, folk, salsa en jazz. Het beperkte succes bij het grote publiek leidde tot een desinteresse vanwege de overige bandleden, en toen Bowl of Fire gevraagd werd voor een voorprogramma, bleek Bird zelf de enige die zich vrij kon maken. En kijk: een solocarrière.
‘Coney Island Shuffle’ heeft geen tekst, maar de titel verwijst allicht naar de uitbreiding van het park die volgde op het bouwen van een lunapark in 1903. Anderzijds, een deel van de overige nummers op het album ‘Oh! The Grandeur’ (1999) gaat over mentale gezondheid, en de psychiatrische inrichtingen waar Birds broer mee te maken kreeg. Misschien is ‘Coney Island Shuffle’ bedoeld als een wat excentrieke adempauze?
Clint Mansell – Coney Island Dreaming & Coney Island Low
Akkoord, als we ook alle soundtracks zouden bespreken die scènes gefilmd op Coney Island zouden bespreken, las u ook over onder meer M83, Jon Brion en Neil Davidge. Maar Clint Mansell schreef twee nummers met het schiereiland in de titel, en verdient dus zijn plaats in deze lijst. ‘Coney Island Dreaming’ en ‘Coney Island Low’ begeleiden respectievelijk het begin van de zomer en het einde van de winter in het narratief van Harry Goldfarb en Marion Silver in ‘Requiem for a Dream’ (Darren Aronofsky, 2000). De acteurs, respectievelijk Jared Leto en Jennifer Connelly, zijn overigens zelf muzikaal: 30 Seconds to Mars kent u; Connelly leende vorig jaar haar stem aan de neobarokke compositie ‘On Then And Now’ van Woodkid.
Het leitmotif uit ‘Requiem for a Dream’, ‘Lux Æterna’, moet zowat gelden als een van de meest iconische soundtracks sinds 2000, en werd talloze keren geleend voor soundtracks van andere films en trailers – zie bijvoorbeeld ‘Requiem for a Tower’, gebruikt voor de tweede ‘Lord of the Rings’ – en gesampled in nummers van de afgelopen twee decennia – zie bijvoorbeeld ‘Requiem for Blue Jeans’ van Bastille, dat ‘Lux Æterna’ liet kennismaken met ‘Blue Jeans’ van Lana. Mocht er een lijstje samengesteld met meest overbodige nummers van de voorbije jaren lijkt de kans reëel dat dit er ook in komt te staan.
Maar ook Mansells nummers die voor het coloriet van de scènes op Coney Island zorgden werden door anderen onder handen genomen. Jagz Kooner, gekend van zijn excursies met dEUS’ ‘Pocket Revolution’, componeerde ‘Coney Island Express’; Lee Bannon (aka Dedekind Cut) samplede ‘Coney Island Dreaming’ op ‘Prime/Decent’, met een soort bizarre drum-and-bassgejaagdheid die niet eens zo ver staat van de sfeer tijdens het eerste deel van ‘Requiem for a Dream’.
The Voidz – Russian Coney Island
The Voidz is de band rond Julian Casablancas en de drummer van Wolfmother die generieke woorden op een z liet eindigen nog voor het Streamz-tijdperk. Bij een geheime show ergens in Venetië (Los Angeles) een klein jaar geleden brachten ze twee nummers die weer ergens schipperden tussen het geluid van Daft Punk en dat van Sébastien Tellier. Door het gebruik van autotune probeert Casablancas een nieuw niveau van melodie te bereiken, vertelde hij. De andere kant van het mes snijdt echter aan de verstaanbaarheid van de teksten, waardoor hier een stuk schrijven over het onderwerp van het nummer moeilijk wordt. Russian klinkt zelfs eerder als rushing. Wel is het zo dat een gedeelte van Coney Island, Brighton Beach, bekend staat om haar Russische cultuur. Daarna volgt iets dat klinkt als “and now I’m playing on Coney Island for you, babe“. Een knipoog naar Lou Reed, ofte “the reason I do everything that I do” van Casablancas?
Van Morrison – Coney Island
Oké, oké, dit laatste nummer hoort eigenlijk niet in het rijtje thuis. Maar we voegen het er toch bij omdat er nu eenmaal een tijd was dat Van The Man ons aan de grond kon nagelen met een eenvoudig parlando over mossels en ingemaakte haring. Niet slecht om even in herinnering te brengen denken wij dan, na een jaar waarin de minzame man middels ‘lockdown-protestsongs’ eiste om met onmiddellijke ingang zijn erfenis weer live te mogen mismeesteren.
Dit Coney Island is een onooglijk klein plaatsje in Noord-Ierland, niet ver van u welbekende locaties als Ballinagleragh, Kiltyclogher en Ballymagroarty. Van Morrison schreef het naar verluidt toen hij, na twintig jaar in de V.S. te hebben gewoond, terugkeerde naar zijn geboorteplaats in de provincie Úlster en rondreed langs de Noord-Ierse kust. En als u zegt: al die natuurpracht op het einde vergelijken met een geliefde, wat een cliché – dan heeft u natuurlijk gelijk. En wat er in godsnaam gaande is met dat Ierse accent dat hij soms lijkt te vergeten en dan snel weer oppikt? Wij weten het ook niet. Maar ondanks dat alles maakt het mooie arrangement, Vans onnavolgbare dictie en het ongegeneerde feel good-gevoel waarvan het doordrongen is van dit ‘Coney Island’ een mooie afsluiter van deze reeks.
(sb) en (vg)
Credits uitgelichte afbeelding: Taylor Swift / Republic / foto door Beth Garrabrant / Tom Waits / ANTI- / foto door Matt Mahurin