De cultuursector zit sinds midden vorig jaar op een roetsjbaan zonder weerga. Afgelastingen, herschalingen, terugbetalingen en herschikkingen: de Russische roulette die organisatoren al bijna anderhalf jaar spelen is niet alleen emotioneel vermoeiend, maar ook financieel vaak de druppel. Dat is voor Sonic City niet anders. Wat hebben William Basinski, Linea Aspera en Aaron Dilloway gemeen, behalve hun prima recente output? Inderdaad, het regende even afzeggingen voor deze editie. Zeker wanneer zelfs je vervangers (DEADLETTER) de handdoek in de ring werpen. Maar laat dat de pret niet drukken, want het festival is zoals steeds binnen de grenzen van het haalbare en betaalbare (het festivalrealisme, zou je kunnen zeggen) aan de slag gegaan, zij het een realisme met de hoogst mogelijke kwaliteitsstandaard.
Sonic City is pak ‘m beet sinds 2013 dan ook een absolute vaste waarde in het internationale festivallandschap (danku, Geoff Barrow). Eerst een tijdje in De Kreun, de gezellige thuisbasis aan het Conservatoriumplein in Kortrijk, dan in de Départ, de grotere maar niet minder aantrekkelijke locatie, en nu…opnieuw in De Kreun, want nood breekt wet. Een editie in kleiner verband dus – met een 1200-tal ‘dagtickets’ verspreid over het weekend in plaats van de reguliere 3600 – al hoeft dat niet te betekenen dat de ambities ook teruggeschroefd werden. Met The Microphones, Bohren & der Club of Gore, Holden & Zimpel, Duma en Vanishing Twin op de affiche kan de organisatie geen gebrek aan muzikale stempel verweten worden. En in tegenstelling tot de vorige edities is dit wel degelijk de visie van de organisatie zelf, gezien er dit jaar géén curatoren in het spel zijn, wat ook een logische keuze is gezien de heersende onzekerheid. Een afwezige curator zou toch een serieuze streep door de rekening zijn, wat in dit format iets vlotter geamendeerd kan worden.
Sonic City blijft een merk dat internationaal werkt, getuige de altijd snelle uitverkoop. En dat in het weekend pal tegenover veel grotere broer Le Guess Who?. Het geheim van Sonic City? Volgens de organisatie de stevige lokale verankering en de bezoekersformule: een combo van een trouw Kortrijks publiek, internationale fans van de curatoren/headliners en vaste bezoekers, die blind een kaart zouden kopen na de vele succesedities. Die verkoopszekerheid geeft ook ademruimte om te experimenteren met de running order. Zo stond William Basinski – net als latere vervangers Holden & Zimpel – oorspronkelijk op het uur des Heren 17u30 gepland, wat voor een Vlaams gezin wel een érg boud uitstel van de maaltijd betekent. Of zoals de organisatie het stelt: ‘een headliner durft al wel eens tussen de festivalboterham te belanden hier’.
Eén belangrijke succesfactor mag natuurlijk niet vergeten worden: de coattails van Le Guess Who? zijn de juiste om boekingsgewijs op mee te surfen, zeker gezien ook transportkosten in package deals fel gereduceerd kunnen worden. Vandaar de ruime overlap tussen beide line-ups, wat natuurlijk niets hoeft af te doen aan de eigenheid van Sonic City zelf. De festivalbeleving is zeer gemoedelijk en toch prikkelend, zeer gestroomlijnd en toch divers. En ja, dan is er ook nog de Nederlandse covidclusterfuck (leenwoord uit het (mph)-jargon). Eigenlijk is er geen beter moment om naar Kortrijk uit te wijken, tenzij…tenzij je momenteel niet graag in een niet al te ruim bemeten zaal als Pand A staat, met honderden mensen opeengepakt. Want het moet gezegd: ook ik vroeg mij soms af hoe dit festival is kunnen doorgaan, wanneer de zoveelste West-Vlaamse ademteug rechtstreeks in ons systeem gejaagd werd.
Gelukkig is er ook anno 2021 gewoon nog zoiets als muziek. Tarta Relena bijvoorbeeld, een Grieks-Spaanse droomfolklore die ‘bijna Gregoriaans aandoet’, dixit (th). Het is een herinnering aan het brede palet dat Sonic City tracht te brengen. Om het even te schetsen: naast Tarta Relena was er zaterdag ook de Stereolabpop van Vanishing Twin, het ritualistische fingerpicken van Shannon Lay – blijkbaar tevens het ideale moment voor een Halloumiburger en een klein tukje – en de staalharde postpunk van Girls in Synthesis. Een bonte verzameling dus, maar met één overkoepelende eigenschap: de authentieke herhaling. Zo zijn Cathy Lucas en co dan wel verre nakomelingen van CAN, het is toch vooral de betreurde Trish Keenan die soms plots terug lijkt. Een bij momenten emotioneel weerzien.
Emoties die er werden uitgeblazen door een machinaal De Ambassade. De Nederlanders leverden een in reverb en echo verzonken show af, die afstandelijk en tegelijk hyperdansbaar was, en het publiek verdeelde in veredelde cafégangers en dark wave-adepten. Een probleem dat zich later op de avond ook bij een ontketend Dans Dans voordeed. Het Kortrijkse publiek kan immers behoorlijk wat aflullen in het bestek van een korte show. Vooral in Pand A, maar ook op het hoofdpodium leidde dat meermaals tot ergernis. Bert Dockx had er niet meteen erg in, en ging gewoon nóg harder te spelen, wat resulteerde in een ziedende 55 minuten, ofwel het beste Dans Dans dat ik in jaren gezien heb. Al kan dat ook aan het ronduit geweldige ‘Zink’ liggen, dat de Antwerpenaren vol vertrouwen deels kwamen voorstellen. Tegenover een uitwaaierend ‘Cinder Bay’ stond het iets oudere ‘Freedom Suite’ (2012), de bevlogen adaptatie van de Sonny Rollins-classic. Een fenomeen dat ik ook eerder bij een eveneens bezwerende James Holden en Waclaw Zimpel zag. Met een cover van ‘India’ uit het ongeëvenaarde ‘Impressions’ van John Coltrane uit 1963 bliezen ze het stof van een heuse standard. Jazzcats galore!
Dag twee bracht initieel meer traditionele bands. Met Automatic en Gustaf mochten twee All–American Prodigies openen in De Kreun. Prima attitude, vooral bij zangeres Lydia Gammill van Gustaf dan, die zich constant richting een zenuwinzinking leek te acteren. De art-punkers uit Brooklyn brengen een relatief vlotte hap, maar je kan je gedurende de veertig minuten durende set niet van de vraag ontdoen of het méér dan enkel attitude is. Anders is het bij Jessica Moss (jawel, van onder meer A Silver Mt. Zion!) en Mariee Sioux. Met een dik halfuur aan ‘Contemplation’ bracht Moss onder meer één van de kernstukken uit haar nieuwe plaat ‘Phosphenes’. Het aanwezige publiek werd gevraagd om neer te zitten, liefst met de ogen gesloten, en waar een gezochte meditatieve vibe anders hopeloos zou storen, pakte het bij Moss prima uit. Sioux zette daar een verstild rootsverhaal tegenover, ingezwachteld in akoestische gitaren. De gelaagde vioolcompositie van Moss – met de nodige drones als begeleidend schrijven, zij het soms iets té neoklassiek aandoend om goed te zijn – bleef kleven. Het bleek dan ook bruut ontwaken na een veel te korte set.
Bruut, dat is ook een adequate beschrijving van de noisecore die het Keniaanse duo Duma over de Kortrijkse hoofden jaagde. Geluidsterreur op de correcte manier, zonder begin of eind, maar mét een dosis OPN-elektronica, uitzinnige vocals en enorm veel enthousiasme. Sam Karugu en Martin Khanja maakten er om 16u (!) een bloedbad van – ik zag de decibelmeter op het podium twijfelen bij 109 db. Maar nog was er méér. Zoals het grote Bohren & der Club of Gore dus. Christoph Clöser, Morten Gass en Robin Rodenberg zijn al sinds de vroege jaren ’90 – samen met The Necks misschien – dé referentie als het gaat om midnight music, een loodzware en tegelijk vederlichte mix van jazzsaxofoon, doom en ambient. De elektrische double bass en de schaarse drums vormen het bord dat Clöser met Badalamentiesque sax loops dresseert (‘Total Falsch’!). Een uur vol onbegrip voor vele bezoekers, dat gezien het vele ‘stief saai’ en de traag leeglopende zaal, te lang leek te duren voor de West-Vlamingen. Nu ja, traag leeglopen deden ook de leden van de band zelf, die met een vreselijke voedselvergiftiging in de benen het podium opkwamen, en vlak voor het sluitstuk waarschuwden voor het schuldige Thaise restaurant. Maar goed, our two cents? Dit was briljant, de ultieme soundtrack voor dit grauwe weekend in Kortrijk én een bewijs van de durf van de organisatie.
En dan moesten Snapped Ankles en afsluiter The Microphones nog komen. Snapped Ankles samenvatten? Een sjamanistische tooi, niet-identificeerbare bandleden en een soort LCD Soundsystem meets Talking Heads meets The Fall. En neen, het is niet Goat, al staan de weddenschappen nog steeds open. De Londense band raasde door 50 minuten extase, met een frontman die meer tussen de mensen dan op het podium stond en een bijzonder strakke ritmesectie meezeulde. Zeker in het manische ‘Rhythm Is Our Business’ werd de geest van James Murphy opgeroepen, tot groot jolijt van een (eindelijk) wild dansende meute.
Dansen was bij Phil Elverums The Microphones niet meteen aan de orde. Maar boy oh boy, wat was dit ongezien mooi. ‘Microphones in 2020’ integraal brengen/beluisteren vergt vingerdiscipline en doorzettingsvermogen, maar de prijzen aan de aankomst zijn groot. Samen met Jay Blackinton is Elverum een gids door zijn eigen herinneringen, hoe vervormd die ook mogen zijn, en tracht hij de absurditeit van het gewone leven, het eeuwige en onverbiddelijke ‘nu’ te duiden aan de hand van soms ironische bespiegelingen op het concept ‘melancholie’ én op het idee van een ‘reünie’ van The Microphones zelf. Na een uitgesponnen gitaarintro volgen de bevrijdende eerste woorden uit het epos:
“The true state of all things: I keep on not dying, the sun keeps on rising.
I remember my life as if it’s just some
dreams that I don’t trust, burning off, layered thick,
a cargo that I haul, wounds and loves unresolved.“
Enkele O’Malley-basdrones en ettelijke lichte variaties op het gitaarthema later volgt het abrupte, onwezenlijke einde:
“If there have to be words, they could just be
now only and there’s no end“
En zo wordt Elverum ook de chroniqueur van Sonic City 2021, een editie die tegenwind kende en overwon, die durf wist om te zetten in verstilling en die ons meer dan ooit deugd gedaan heeft. Gezien herhaling één van de centrale muzikale thema’s bleek, graag ter afsluiting, nogmaals, en voor altijd:
“If there have to be words, they could just be
now only and there’s no end“