Drie, twee, één.
Eindelijk tijd om te dansen, moet de ware uitvinder ooit gedacht hebben. Niets is immers zo aftands en ongemakkelijk als compleet evenwicht. Vierennegentig procent van de muziek die we vandaag de dag kennen, is geschreven in de vierkwartsmaat. Dit betekent dat er keer op keer kan geteld worden tot vier om een maat, de temporele basiseenheid van muziek, te vullen. Indierock? Meestal geschreven in vier vierde. Pop? Vier vierde. Techno? Bam Bam Bam Bam. Rinse and repeat.
Het toelaten van een tel minder in de maat creëert een onevenwicht, en resulteert in een danspas minder. In de canonieke muziekleer wordt dit weergegeven met een driehoek: een tik naar beneden om de downbeat aan te duiden – de zware tel. Dan een tik naar links of rechts om de eerste lichte tel aan te duiden, gevolgd door een opwaartse beweging die de opmaat aanduidt – de tel voor de downbeat. Deze laatste bereidt vaak de nieuwe zware tel voor, wat het typische ‘stuwende’ gevoel veroorzaakt. Refereren aan Pythagoras kan nooit kwaad in wetenschappelijke kringen zoals die Skyline Rev, maar laat me dat in dit bestek vooral niet doen. Een parallel met het kantige karakter van mathrock is ook al te snel gemaakt. Laat dit artikel, gevuld met oneven en onafgemaakte gedachten en omzwervingen, een manifest zijn dat schreeuwt om méér kanten, méér hoeken, méér drie fucking vierde.
Beginnen doen we zoals het de goede geleerde betaamt binnen het klassiek repertorium. Verscheidene dansstijlen uit de barok (ca. 1600-1750) zoals de chaconne of de passacaglia maakten gebruik van 3/4. Marin Marais, meester van de viola da gamba (een oudere, geile neef van de cello) schreef dan weer variaties op het Folia-thema in drie vierde – een van de oudste muzikale thema’s bekend in Europa. Volgens ondergetekende best te beluisteren met een voor driekwart gevuld glas cava. Aspirant-intellectuelen (dit is géén verwijzing naar de voltallige redactie) kunnen zich vergapen aan de klavecimbelconcerti van Bach en zonen – en dat laatste mag u zowel letterlijk als figuurlijk lezen. Splendour in imperfection.
Het concerto in re klein van Carl Philip Emanuel Bach verbaasde destijds vriend en vijand door de simpliciteit van thema, zoals water in een infinity pool steeds voortklaterend naar de volgende inzet van het toetsinstrument, geflankeerd door de welig tierende strijkers. Een vederlichte uitvoering van Jean Rondeau zet de inherente ironie sterk in de verf. En ook symfonieën bevatten vaak een deel in ternaire maatvorm: van The Notorious LVB tot Philip Glass lasten componisten deze delen in drie vierde vaak in in het midden van de symfonie, wat kan tellen als contrast met de begin- en einddelen in vier vierde. Twee voorbeelden bij uitstek zijn de majestueuze passacaglia van Johannes Brahms (blazers, they be blowin’!) en het tweede deel van de vijfde symfonie van Dimitri Shostakovitch – een waanzinnig origineel huzarenstukje dat alle zintuigen overspoelt. Ook de ‘Bolero’ van Maurice Ravel kan toegevoegd worden aan het rijtje.
Over naar de hitsige neef van de blues. Metropolitaans als jazz is, durven maatsoorten nog meer allerlei vreemde vormen aan te nemen. Zwier eens wat freejazz van Carla Bley op tijdens een wandeling in de stad, quoi. Of ‘¾, for piano and orchestra’: het minimalistische begin van Bley op de piano dirigeert het tempo en de stijl, een scherpte die pas wordt afgevijld in het midden van het werk. Een ‘propere’ breuk zet de luisteraar op het verkeerde been en verdubbelt het tempo, waardoor de maatsoort en de grenzen tussen maten vervagen. Drie vierde blijkt bijzonder goed te werken om verrassing te brengen in all that jazz. Meer regulier gebruik van de ternaire maatsoort in jazz komen we tegen bij Henri Texiers ‘An Indian’s Week’. In ‘Don’t Buy Ivory Anymore’ wordt er optimaal gebruik gemaakt van de zware tel-opmaat tel combo: een zware basdrum op de eerste tel, hogere toms (en pianovoorslag) op de derde tel, geruggesteund door een bas die alterneert tussen twee tonen. Deze peristaltische beweging wordt glorieus weggetoverd door de trombone van Glenn Ferris, die de olifanten probeert te nabootsen.
Zelfs de klassiekere rocker (bah, opium van en voor het volk!) durft een driekwartsmaat te integreren in een album om voor variatie te zorgen. Dit neemt meestal de vorm aan van een ballade: de maten zijn wel in drie tellen onderverdeeld, maar maken toch deel uit van een tweeledige structuur. Dit concept wordt de hypermaat genoemd – een goed voorbeeld is ‘This Lullaby’ van Queens of the Stone Age, de opener op ‘Lullabies to Paralyze’. Je hoort duidelijk drie tellen, maar daarover voel je een tragere tel per maat, die per vier wordt gestructureerd. Diezelfde hypermaat voel je onmiddellijk aan in ‘My God is the Sun’. Anders dan de meeste nummers van de Queens weerklinkt een duidelijk oneven getik waarop niet zo eenvoudig geheadbangd (ja, ook ik maak me er soms schuldig aan) kan worden.
Daartegenover staat de tragere vierledige structuur – vier maten van drie vierde vormen één hypermaat. Soulwax gebruikt op ‘Much Against Everyone’s Advice’ hetzelfde mechanisme: songs met een driekwartsmaat met tweeledige hypermaten om de plaat te ‘breken’. ‘When Logics Die’ en ‘Proverbial Pants‘ tonen de hypermatige – pun intended – kant van Soulwax. Ten slotte is er überklassieker ‘Golden Brown’ van The Stranglers. Het idee van de driekwartsmaat in zo’n succesvol nummer is al opzienbarend genoeg, het wordt ook nog eens geperverteerd. In het refrein/hoofdthema wordt er een tel toegevoegd aan het einde, waardoor elke poging tot dansen gegarandeerd leidt tot een scheur in de meniscus.
Opener ‘Age Of’ op het gelijknamige album van wie anders dan Oneothrix Point Never (ook hier halen we onze quota deze maand) start chaotisch, maar wie oplettend luistert kan een driekwartsmaat identificeren, en wordt onmiddellijk koud gepakt. Hier worden dan weer tegentellen gebruikt: een tweeledige onderverdeling wordt lijnrecht tegenover een drieledige geplaatst; een geliefkoosd stijlfiguur van, jawel, Philip Glass. Na een korte rust wordt de driekwartsmaat duidelijk bovengehaald om wederom uitgewrongen te worden tegen het einde van het stuk. Richard D. James zou trot…nu ja, apathisch reageren waarschijnlijk. Maar drie-vier hoeft geen synoniem te zijn voor complexiteit. Luister maar eens naar ‘And They All Look So Broken Hearted‘ van Four Tet. Kieran Hebdan doet niet zelden aan het lichtvoetige, maar hier komt tevens een cruciale eigenschap naar boven van een oneven maatsoort: de schijnbaar afgebroken tellen worden onmiddellijk gevolgd door de nieuwe sterke tel, wat op ondergetekende vaak een meditatieve uitwerking heeft. Als in een neerwaartse spiraal knikt mijn hoofd mee op de tik van de hi-hats tot een verdwaasde slaap zijn intrede doet.
Van slapen is er weinig sprake bij het sluitstuk van deze arbitraire zoektocht naar de reine driekwartsmaat: flamenco. Het bevreemdende effect is compleet bij deze ‘actieve’ stijl, die zelfs voor de passief beoefenaar haast een sport vormt voor het hele lichaam; voor handen, voeten en heupen. Gitaarliefhebbers kunnen de verrukkelijke drie vierde zoeken in ‘Ojos Verdes’ van grootmeesters Ricardo Modrego en Paco de Lucía. ‘Las palmas’, de handpalmen van flamenco-muzikanten, creëren een spervuur, gedekt door de mortieren in de hakken van de dansers.
Zachter en minder bevreemdend weerklinkt het in ‘Logos’ van de Zweed Ulf Wakenius, gerenommeerd jazzgitarist. Samen met Gerardo Nuñez creëert Wakenius een soort swing met een zachter middendeel; een diabolisch duet van gitaren in drie vierde. De driekwartsmaat leent zich hier perfect voor de betere danspas en bijhorend improvisatorisch gezang. Exact hetzelfde gevoel krijg ik op ‘Gañania’ van Dorantes, zij het dankzij een voor flamenco eerder atypisch instrument. Recente bewegingen binnen de flamenco onderstrepen de mogelijke rol voor de piano, die Dorantes compleet meester is. Vorig jaar nog betoverde de rasechte Andaluz het publiek op de planken van deSingel, met een vlammende opvoering geflankeerd door een danseres en percussionist. Afsluiten doe ik echter bijzonder graag met een absolute kraker: ‘Mediterraneo’ van Joan Manuel Serrat. Franco kon hem dwingen in het Castiliaans te zingen, maar deze Catalaanse GOAT gebruikte woord, klavecimbel en driekwartsmaat als de beste scherpschutter. Tijdloos.
Tres, dos, uno, tiempo.
Naschrift:
– L’orchestre militaire, au milieu du jardin,
Balance ses schakos dans la Valse des fifres
Autour, aux premiers rangs, parade le gandin
Le notaire pend à ses breloques à chiffres.
A. Rimbaud, uit ‘À la musique’.
Geschreven door Alexander Van den Eijnden