In juni 2010 spelen de Pixies in een stijf uitverkochte Lotto Arena. Dat is weinig opmerkelijk – de Bostonians zijn op dat moment al 6 jaar ver in hun reünie-tour – net als de eerste twintig minuten van de tot dan toe routineuze passage van Kim Deal en co. Maar dan verandert er iets. Het is niet eenvoudig om er de vinger op te leggen waarom, maar ‘Dig For Fire’ en zeker ‘Debaser’ hebben een onvoorzien effect. Angstig zie ik een groepje bebaarde en/of bebrilde veertigers, waaronder mijn toenmalige leerkracht Nederlands, om zich heen kijken. En dan gebeurt het. Tommy Hilfiger-shirts en bierkartonnen vliegen door de zuurstofwerende arena. In een mum van tijd is de Lotto Arena gehuld in een zweetnevel die nog het meest ruikt naar een mix van gekookte aardappelen, de groenbak in het containerpark en administratieve koffie. Een uur later hijg ik aan de Merksemse versie van een ‘kruispunt’ na, wanneer die leerkracht Nederlands met enige schroom op mijn vrienden en mezelf stoot. Donkerblauwe plekken geven reliëf aan zijn lichtblauwe polo. “Ze hebben lekker gerockt,” brengt hij uit, “het was goed”. De understated reactie staat haaks op zijn verende, glimmende borsthaar 20 minuten eerder. “Soms komt het nog eens terug, dat gevoel”, besluit hij.
Er samen doorheen
Waarom deze anekdote? In de eerste plaats omdat ‘jeugd’ slechts deels met leeftijd verbonden is, en ook de leerkracht naar verluidt ooit jong was en Pixies zag. Een tweede reden is de concertkalender: het waren grote dagen voor de jOnGeRe. Olivia Rodrigo speelde in het Brusselse betonkerkhof in Vorst, Billie Eilish en Harry Styles bezochten de notoire Antwerpse hardcore sauna, aka het Sportpaleis. In tijden waarin de jeugd zowel de enige hoop op de nodige verandering als de pispaal van ‘de weldenkende Vlaming’ is, blijkt de morele ambiguïteit van alles wat rond cultuur en jeugd hangt een moeilijk te ontwarren kluwen. En meer specifiek wanneer het over all things muziek gaat. Het is verre van nieuw, maar het frame dat zorgvuldig rond releases en concerten ‘voor jongeren’ wordt opgehangen, is allesbehalve neutraal. De ‘TikTokkers’, ‘Gen Z’, ‘fangirls en -boys’ worden met een groene grijns opgevoerd. De pejoratieve bijklank en het bijhorende dédain is in de betaalde of minder betaalde high brow muziekjournalistiek nog steeds in overvloed aanwezig, zeker sinds de geboorte en de wereldwijde conquista van de smartphone. Hoog tijd om de rol van de als cultureel minderwaardig weggezette jeugd tegen het licht te houden dus, en liefst met de hulp van iemand met de nodige expertise, of zoals ze het zelf zou beschrijven met ‘Een Mening’ over het onderwerp. Ik sprak met journaliste en essayiste Katrin Swartenbroux, stylised as @FakePlasticRuby. En die Mening? Die heeft ze, getuige haar eerdere passage bij ‘As Told By’, de podcastreeks van Trix over de muziekindustrie, waarin ze zich opwierp als dam tegen gratuite scepsis ten aanzien van gillende tieners.
We spreken over het claimen van die frames. Waar geuzennamen altijd aantrekkelijk zijn geweest om een wij-zijafscheiding te creëren, gaat Gen Z the extra mile. “Denk bijvoorbeeld aan het woord ‘fangirl’, of zelfs ‘slet’. Jonge meisjes eigenen zich die woorden toe als een verzetsdaad”, zegt Swartenbroux. Het is opvallend hoe vurig ze de verdediging van de meisjes en jongens ook zonder concrete aanvalslinie op zich neemt. “Niet alleen omdat ik er zelf eentje geweest ben,” stelt ze, “maar ook omdat ik vind dat ze een van de grootste bijdragen leveren aan het veranderen en het bepalen van de populaire cultuur. Hoe wij nu praten, waar we naar kijken, hoe we ons kleden, waar we naar luisteren: het is in grote mate te danken aan tienermeisjes. Hun economische waarde is enorm, maar hun sociale status is bij de laagste. Er wordt op neergekeken, ze worden te eenvoudig weggezet als onvolwassen.”
Een van de aanleidingen voor Swartenbroux’ fascinatie voor het onderwerp is een recensie van het One Direction-concert in het Sportpaleis van haar hand uit 2013. Een schijnbaar onschuldig ogende paragraaf of twee over Liam Payne dreef de Directioners tot het uiten van doodsbedreigingen aan haar adres. Swartenbroux ging de dialoog aan, wat leidde tot meer wederzijds begrip. “Ze zeiden dat de journalisten enkel naar hun shows kwamen om te kunnen scoren op hun kap. Ook al is het Sportpaleis groot, het is hun safe space. En dan hoor je het sentiment op de invité-tribune: ze gillen zo hard, je hoort niets, enzovoort. Maar ze gillen om hun jeugdigheid, hun enorme emoties en een stukje hun ontluikende seksualiteit te vieren. Het draait echt niet om knappe jongens op het podium. Het draait niet om het horen van de livemuziek, het gaat om de beleving van die muziek met hun peers. Ze gaan er samen doorheen.”
De Turnstile-Styles Connection
Maar het gaat verder dan louter de ‘klassieke’ groep meisjes. “Je ziet het ook aan hoe de queer community reageert op artiesten als Charli XCX. Ze claimen hun plaats volop in de mainstream.” En hoe die mainstream vormgegeven wordt is inderdaad geëvolueerd. De mainstream geeft meer ruimte aan accenten dan aan verschillende subgroepen. Scenes verdwijnen bij bosjes. “Ik denk dat subculturen volledig dood zijn, maar dat maakt het dan weer gemakkelijker om je identiteit te beleven. Je moet je niet meer conformeren binnen een stijl. De ene week kan je een Turnstile Love Connection-shirt dragen, en de volgende week bij Harry Styles in het Sportpaleis staan. Je deelt het allebei op Instagram, en daar wordt niet vreemd naar gekeken.” De reden voor deze revolutie is in grote mate de streaming-, maar vooral playlistcultuur die teert op extreme beschikbaarheid en toegankelijkheid van muziek, op het overwegend niet-lineaire luistergedrag (lees: onafhankelijk van artistieke keuzes inzake volgorde) van de jongere, én op de algoritmes die in trefwoorden en statistieken denken, eerder dan in ‘paletten’.
Van de playlistcultuur en de ‘fangirls’ gaat het razendsnel naar de historische rol van tienermeisjes in die culturele en identitaire verschuiving die plaatsvindt. “Het concept ‘tiener’ bestaat sinds de jaren ’40. Vrouwen worden opgevoed als degenen die moeten bepalen wat er zal gebeuren met het huishoudbudget. Ze worden daarom ook getarget. Het is altijd al een heel interessante groep geweest voor marketing. Vroeger werden boybands dan ook samengesteld om die demografische groep aan te spreken, maar nu begint het te shiften. Marketeers hebben minder controle. Het is heel naïef om te denken dat er geen machine meer achter zit, maar het is wel verbeterd.” Applicaties als TikTok hebben het spel radicaal veranderd. Waar labels vroeger van bovenuit relatief direct hun doelgroep konden sturen en kneden, is er nu een belangrijke ‘macht’ verschoven naar de (tiener)massa zelf, die in sommige gevallen zonder aanwijsbare economische reden kiezen wat the next big thing wordt, onder meer via zogenaamde user-generated content. Los van de merites van de uitverkoren artiesten en songs (‘ABCDEFU’ iemand?), is het een maatschappelijk opmerkelijke omkering. ‘Ik hoop dat die macht zich ook wat beter gaat vertalen in benefits, zodat de tieners zelf ervan kunnen profiteren.’
Protect them at all costs
De invloed van TikTok gaat veel verder dan enkel het make it or break it aspect. Ook qua live-beleving is er een onmiskenbare TikTok-stempel gezet. Wie erbij was in de Botanique eerder dit jaar, zag dat Mitski bepaalde gimmicks heeft toegevoegd aan haar show die zomaar ontleend zouden kunnen zijn aan TikTok-content, denk bijvoorbeeld aan het ‘kloppen op de deur’ in ‘Should’ve Been Me’. Je kan als fan dus meewerken aan de live-beleving. “Je ziet dat fans bepaalde bridges uit nummers kiezen… waarom ze een bepaald stuk kiezen is niet altijd duidelijk, maar het heeft wel een duidelijke impact.” De impact van de online fan community is zelden zo sterk gebleken als in 2014, toen One Direction het album ‘FOUR’ uitbracht. Swartenbroux gebruikt het als specifiek go to-voorbeeld: “De band had enkele singles, waaronder ‘Steal My Girl’ naar voor geschoven. De fans vonden dat de band gegroeid was, en dat er betere nummers op het album stonden. Ze wilden dat ‘No Control’ een single werd. Er is een supergrote crowd sourced actie opgezet om er een single van te maken. En het is een ‘single’ geworden.” Het #ProjectNoControl werd een immens succes. Het nummer won later als eerste niet-single ooit een Teen Choice Award.
De live-beleving zelf lijkt ook ten gronde veranderd, zelfs de technologische evolutie buiten beschouwing gelaten. “Ik denk dat het los staat van popcultuur, van tieners en zelfs van covid, maar er is een shift in hoe wij muziek beleven. Het is intenser geworden, er is een duidelijke nood aan het minder statisch beleven van muziek. Ik merkte al wel dat er iets kwam. Er zijn in het populaire uitgaansleven zeer succesvolle meezingfeestjes en er zijn afgehuurde karaokeboxen. Het cathartische van het zingen met vrienden en andere mensen heeft een enorm momentum gekregen, zelfs voor covid al. Iedereen kent ook alle teksten, what the fuck. Hoeveel volk er bij bijvoorbeeld een Fontaines DC alles kent!” De extreme meezingcultus die vroeger enkel de arenashows van popartiesten en pakweg Glastonbury kenmerkte, is nu zo ongeveer de norm geworden. Het is deels het gevolg van een verfrissende vaststelling: de tiener die normaal sporadisch een arena bezoekt voor zijn/haar/hun favoriete artiest, heeft zich doorgezet in de andere circuits, zoals bijvoorbeeld het festivalcircuit. Ook tussen de meesmuilende bierbuiken en bloemenvlechten eisen ze hun plek op. En dat zorgt voor interessante kruisbestuivingen, zoals de mix tussen heel jonge Phoebe Bridgers stans en iets oudere Cat Power-annex-Cocteau Twins gazers. Het is een onverhoopte overbrugging van een van de grootste culturele generational gaps: de muzikale.
Zouden we te maken hebben met jongeren die het scepticisme en uiteindelijk het culturele cynisme langer achter zich kunnen houden? Kunnen ze een gezonde, diverse mainstreamcultuur doen integreren, zonder nodeloze verdeling te verankeren? Het is een oprechte hoop, die ook Swartenbroux deelt: “ik probeer heel actief de bitterheid te bestrijden. R.E.M. zei dat irony the shackles of youth zijn, maar ik probeer dat (narratief) te vermijden. Gen Z is sowieso een minder bittere generatie, daar ben ik wel zeker van.” Ik herinner me de Nederlandse les op de dag na het Pixies-concert. Met enige verwachting stapten mijn vrienden en ik de klas binnen. De leerkracht keek ons aan alsof er niets gebeurd was. Maar ergens wisten we dat het ‘soms nog eens terugkwam’, en dat die ‘soms’ gisteren was, maar even goed morgen kan zijn.