Het ergste aan Tool zijn de fans. Het is een adagium dat de band al jaren achtervolgt. Bij de herkenning van een mede-ingewijdene in de cult rond de band beginnen de ogen te fonkelen en krullen de lippen in een ietwat verwaande glimlach: de geheimen des levens schijnen zich immers te verstoppen in de mastodonten van nummers, ergens tussen het gegoochel met maatsoorten door. Dat deze vaak de kaap van 7 minuten overschrijden deert het legertje fanatici niet, integendeel. Meewarige blikken en het nodige gezucht zijn hun deel wanneer ze op sociale aangelegenheden zich achter de draaiknoppen wagen.
Ook op onze redactie moeten we voor zulk onheus gedrag op tijd en stond in de spiegel kijken en mea culpa slaan. Na veel training hebben we de ergste symptomen – dwangmatig over Fibonacci of de wijngaard van zanger Maynard James Keenan beginnen – weten te onderdrukken. Er zijn boeiendere vormen van Tourette, wordt ons gezegd.
De kwelduivel die aan de oorsprong ligt van zulk bedenkelijk gedrag is deze maand twintig jaar geworden: ‘Lateralus’ zag op 15 mei 2001 het levenslicht. Eindelijk kunnen drie van onze redacteurs zich nog eens schaamteloos uitlaten over één van hun favoriete platen zonder dat de concullega’s een reden hebben om verveeld de blik hemelwaarts te richten. Les excuses sont faites pour s’en servir.
De opvolger van ‘Ænima’ verheft de Amerikanen naar een haast mythische status, al is het vooral de radiostilte tussen ’10.000 Days’ en het recente ‘Fear Inoculum’ die de fans de nodige ontwenningsverschijnselen aansmeert. ‘Lateralus’ grossiert in perfecte keuzes. Zelden klinkt een band zo doelbewust. Opmerkelijk, gezien Tool bij aanvang van de opnames bol stond van de spanning. ‘Lateralus’ is bovendien véél. In tijden waarin releases beperkt werden door de capaciteit van een compact-disc hadden Maynard & co nog welgeteld twee seconden marge. De tijd wordt nochtans ten volle benut. Stiltes zijn een schaars goed, en daar waar ze toch gebruikt worden zijn ze immer onderdanig aan het groter geheel.
In wat volgt gooien (mp-h), (vg) en (ld) hun schroom overboord en fileren ze hun drie favoriete nummers op ‘Lateralus’. In willekeurige volgorde, want keuzes maken in dergelijk meesterwerk is eigenlijk al een zonde op zich.
Top 3 (mp-h)
Ik haat Tool. Na fucking twaalf jaar dollars scheppen met een JCB-graafmachine op het eigen continent, vond het viertal tussen twee wijnoogsten door de tijd om een maandje of wat naar Europa af te zakken en een paar nieuwe nummers uit te testen op het minderwaardige, Franse wijn zuipende en niet-Engelstalige deel van de wereld, waar die eikels toch maar mooi arena’s van 20.000 man in seconden weten uit te verkopen. Ondergetekende vindt het dan ook nog een goed idee om een lief te hebben die een Tool-fanatica van het eerste uur is en hem in 2019 onder lichte dwang aanspoorde tot een soort Europese Tool-tour langs steden als Berlijn en Praag. Niet dat ik zoiets nooit zelf zou doen, maar dan had ik wel gewacht tot de nieuwe plaat en de geüpgradede show die ze in Amerika natuurlijk wél brachten. Inclusief ‘7empest’. Klootzakken zijn het.
Want je kunt niet de beste ritmesectie ter wereld hebben rondlopen en één van de allerbeste albums aller tijden hebben gemaakt en er toch zo onverschillig en berekenend tegenover staan. Sure, Danny Carey – inmiddels zestig, dus reken zelf maar uit hoeveel kansen je nog gaat krijgen – neemt de tijd om wat snarevellen de tweede ring van de Ziggo Dome in te gooien en Justin Chancellor geeft graag interviews weg waarin hij trots terugblikt op het oeuvre van *checks notes* vijf albums in 27 fucking jaar. Waarom heeft Mark Kozelek hier nog geen parodienummer over gemaakt, vraag ik me af. Maar goed, dan maakt zo’n tour als in 2019 ondanks alles veel goed. Volgens de boomer-Toolfans – ik draai mee sinds ‘Lateralus’, maar was net te jong om ze toen live te zien – waren shows als die in de Ziggo Dome van ‘Lateralus’-niveau. Mogelijk zelfs beter. Ik gok dat dit vooral door Chancellor komt, die vanaf ‘10.000 Days’ een hoofdrol in die band is gaan spelen. In 2019 kon je Carey en Chancellor op gehoor soms niet uit elkaar halen, zo krankzinnig goed is dat duo live.
En Jones en Keenan? Goh. Wat op de achtergrond, zoals ze al twintig jaar doen. Want ja, ook bij de ‘Lateralus’-tournee flikkerde Keenan zichzelf net niet de coulissen in. Jones liet een zoutzak toen ook al op James Brown lijken. En aan wie lag de vertraging van ‘Fear Innoculum’ – los van wijn, andere bands die eerst moesten en rechtszaken? We’re looking at you, Adam en Maynard. Ergo: ‘Lateralus’ luidde óók het lethargische Tool in, de enige versie van Tool die de meeste nog levende fans kennen. Niet meer die band die tourde met Bill Hicks, Rage Against the Machine of Nine Inch Nails. Niet meer het Tool met een frontman die eruit ziet alsof hij je hoofd in een handomdraai van je lichaam kan scheiden als je net iets te irritant staat te doen op de voorste rij. En die overigens soms effectief overging tot actie.
Nee, Tool werd rond de eeuwwisseling een soort Dethklok, alleen rete fucking goed. En rete fucking goed is ook het enige – echt het énige – predicaat dat de lading ook maar enigszins dekt als het om ‘Lateralus’ gaat. Zo belachelijk diep kan die plaat je raken. Niet emotioneel, maar puur fysiek. Het is één en al muziek, virtuositeit en energie. Keenan is geen stem, enkel een instrument. Eén van de vier oerkrachten. ‘Lateralus’ is als doordacht en technisch hoogstaand rockalbum het allerbeste wat ooit gemaakt is. Nog meer dan de bekendste klassiekers uit de prog-hoogdagen, nog meer dan [insert favoriet afhankelijk van tot welke sectaire stroming je behoort] van Sabbath. En: ‘Lateralus’ is goed oud geworden, in tegenstelling tot ‘Ænima’. Iets wat overigens ook van ‘10.000 Days’ gezegd kan worden, hoewel die laatste bij de release ietwat kil ontvangen werd.
Anyway, drie nummers uit ‘Lateralus’ dan maar. Eén van mijn favoriete drie heb ik uit zin voor rechtvaardigheid aan de twee andere auteurs gelaten, omdat ik als eerste mocht kiezen en dus een oneerlijke voorsprong kreeg. En toegegeven, na de titeltrack hou ik het met die plaat meestal voor gezien. Enerzijds omdat ik zelden of nooit meer intensiteit achter elkaar hoef, anderzijds omdat ik ‘Faaip De Oiad’ nog steeds fucking eng vind en tijdig de handrem optrek.
Lateralus
Meer manifesto dan nummer. ‘Lateralus’ is de synthese van deze plaat en tegelijk een bevrijdende track die je uit de soms bizar gitzwarte sfeer en klankkleur van dit album gidst. De gong aan het einde lijkt bijna een klankgeworden zonsopgang na een nachtelijke vaartocht op de Styx. De riff en de percussie op ‘Lateralus’ horen tot de beste shit die ooit door gewone stervelingen is bedacht. Als een complex gevlochten patroon waarin beide elkaar voortdurend tegen lijken te spreken, botsen ze eigenlijk nooit helemaal, maar komen ze schijnbaar voortdurend dichter tot elkaar. En moet het nog gezegd dat er nooit een betere drumprestatie is geweest in de rockgeschiedenis? Misschien minder spectaculair dan een ‘Ticks & Leeches’, maar o zo moeilijk uit te voeren.
The Patient
Het meest spannende en contrasterende nummer op ‘Lateralus’. Wellicht ondergesneeuwd door de iets grotere hits, tot je beseft wat een intense luisterervaring van dit nummer met je doet. De ingetogen intro die abrupt wordt opengebroken door een helse feedback loop van Jones, de loodzware riff die telkens weer een nieuwe stille passage doorbreekt en de quasi volledig op cymbalen gevulde fills van Carey in de tweede helft van het nummer. Dit is pure catharsis.
Parabol/Parabola
Een nummer waarbij Tricky uncredited de hoofdrol van de clip krijgt en Jones zich bijna als beter stop motion artiest dan gitarist ontpopt, moét in het collectieve geheugen gegrift staan. Terwijl de clip van ‘Schism’ ook al geen kattenpis was, uiteraard. En ja, ‘Parabol’ is in principe een losstaande track, maar dat gaan we hier negeren. Kennelijk sloeg de ingekorte set op Werchter twee jaar geleden goed aan met een ‘Parabola’ die gelijk werd ingezet, maar ik kan en wil het niet horen zonder ‘Parabol’. Ook hier krijg ik maar niet genoeg van die opgebouwde spanning die gevolgd wordt door een zoveelste gitaarorkaan categorie 5 van Jones, iets wat hij niet meer zou evenaren tot ‘7empest’. Deze dubbele track is wat mij betreft het allerbeste werk van Tool, en dan specifiek het stuk tussen minuut 7 met de ultieme Carey-fill , en minuut 10, met de beste outro uit de rockgeschiedenis (ik wik mijn woorden), compleet met galaxy brain-memeformat als toetje. Parabol/Parabola herinnert de luisteraar bovendien aan het feit dat ‘Lateralus’ niet zomaar gratuit donker en zwaar is, maar net een pad naar verlichting. Voor wie tenminste durft en inderdaad gelooft dat pijn een illusie is. Al kies ik toch liever voor een ervaring zonder hallucinogenen.
Top 3 (ld)
Het jaar des heren 2007 was er eentje om in te kaderen ten huize Chokri Mahassine. Zijn Pukkelpop strikt die editie een slotakkoord om ‘u’ tegen te zeggen. Mogen de wei van Kievit naar de verdoemenis helpen: Sonic Youth, Nine Inch Nails en uiteraard Tool. Vooraleer Maynard en de zijnen ‘10.000 Days’ aan het Belgische publiek mogen voorstellen maakt het festival eerst nog kennis met het fenomeen Trent Reznor. NIN heeft net het dystopische ‘Year Zero’ op de wereld losgelaten en uw dienaar staat met jeugdige voeten voor het eerst op een festivalbodem en wordt verzwolgen in een zee van ledematen tijdens de clusterbom genaamd ‘March Of The Pigs’.
De boodschap is voor aanvang nochtans duidelijk: het zo goed mogelijk volhouden in de frontlinie om Tool van zo dicht mogelijk te kunnen ervaren. Met mokerslagen als ‘The Great Destroyer’ en ‘Eraser’ lijken Maynard en de zijnen nochtans erg ver weg. Wanneer Reznor uiteindelijk de wei de rug toekeert, zichzelf én zijn publiek van het nodige vocht onttrokken, begint het besef te dagen: de lat ligt op die fameuze 18 augustus bijzonder hoog.
Wie uiteindelijk aan het langste einde trekt in de tweestrijd tussen het Tapeworm-duo, is voer voor debatten. Staat wel buiten kijf: opener ‘Jambi’ walst het publiek plat, zoals vereeuwigd door deze opname inclusief legendarische Limburgse commentaar. Blijven verder vooral hangen: de waanzinnige bridge van ‘Schism’, het hyperambitieuze ‘Rosetta Stoned’ én, hoe kan het ook anders, ‘Lateralus’. De massa druipt verzadigd af, onwetend dat de volgende passage in België niet voor het komende decennium zal zijn. Ignorance is bliss.
Ticks & Leeches
Een favoriet discussiepunt onder de Tooladepten – indien u nog niet zou twijfelen over de tristesse van dergelijk heerschap – gaat over ‘Ticks & Leeches’, en meer bepaald over het stuk waar niet alles aan gort wordt gemept door Danny Carey. De stilte. De bridge: nadat de luisteraar door het duo Carey en Maynard bij het nekvel wordt gegrepen in wat mogelijks de meest agressieve compositie van de band is, lijkt het alsof het nummer uitdooft in wat men zou kunnen omschrijven als een muzikale schwalbe. De aandacht verslapt bij elke luisterbeurt quasi opnieuw. In het oog van de storm primeert de stilte.
Hoeveel duizenden handen zouden al in uiterste paniek naar de volumeknop gezocht hebben wanneer Danny Carey uit het niets nog vijf extra ledematen gevonden lijkt te hebben? Angstzweet ten spijt: Tool gaat in overdrive zoals ze dat in hun muzikale carrière niet meer hebben nagedaan. Maynard tormenteert zijn stembanden en klinkt bovenal alsof er geen greintje goed meer op deze aardbol te vinden is: een schril contrast met de standvastige vastberadenheid die ‘Lateralus’ – wat in de tracklist hierop volgt – kenmerkt.
De kans om het nummer live ten beste gegeven te zien worden is gering. Vocaal vraagt het immers teveel van Maynard, zoals dat bij een toenemende reeks van andere nummers uit het Toolrepertoire ook het geval is. Kan je het hem echter kwalijk nemen? Mindere goden komen niet in de buurt van wat hij op ‘Ticks & Leeches’ weet klaar te spelen, al is het live dan gedrenkt in een maskerade van effecten. Mocht je op een heugelijke dag ooit de kans krijgen het nummer in persoon te aanschouwen, let dan echter vooral op Danny Carey. Met zijn drumpartij op ‘Ticks & Leeches’ plaatst hij zich in het kransje van de allergrootsten.
Triad
De verloren zoon van ‘Lateralus’ die men vaak – onterecht – links laat liggen omwille van het ontbreken van (verstaanbare) vocals. ‘Triad’ is de laatste stuiptrekking; de nagels die priemen in de handpalm alvorens ‘Faaip De Oiad’ de luisteraar abrupt en ongemakkelijk verweesd achterlaat.
Ondanks het gegeven dat ‘Triad’ niet dezelfde allure geniet die pakweg ‘Schism’ of ‘The Grudge’ ten goede komt, valt er wel degelijk heel wat moois te rapen in het nummer. Het trio van gitaar, drums en bas die beurtelings naar voren treden om hun invulling aan razernij te geven, is voer voor de liefhebber. De Oosterse klanken die vooral uit het brein van Danny Carey komen treden hier nadrukkelijk op de voorgrond. Het is een prelude van een pad dat men met ‘10.000 Days’ en zéker met ‘Fear Inoculum’ steeds nadrukkelijker gaat bewandelen.
Reflection
Daar waar er op de eerste platen van Tool nog met een zekere dedain naar het gebruik van backing tracks en dergelijk arsenaal uit de trukendoos van een producer werd gekeken, wordt die schroom op ‘Lateralus’ moeiteloos opzij gezet. Op ‘The Patient’ en ‘Reflection’ is dat duidelijk hoorbaar. Maynard klinkt op die laatstgenoemde als een wijfelende sjamaan: in permanente tweestrijd met zijn demonen en geconfronteerd met zijn beperkingen: “I have come curiously close to the end, though / Beneath my self-indulgent pitiful hole / Defeated / I concede and move closer / I may find comfort here / I may find peace within the emptiness / How pitiful.”
Uiteindelijk culmineert ‘Reflection’ met voortschrijdend inzicht en de maan als metafoor naar de verlossing: “The source is bright and endless / She resuscitates the hopeless / Without her, we are lifeless satellites drifting / And as I pull my head out, I am without one doubt / Don’t want to be down here soothing my narcissism, I / Must crucify the ego before it’s far too late / I pray the light lifts me out / Before I pine away.”
Handig, die hemellichamen. Tevens het soort lyrics die sceptici van Tool doen huiveren en de nodige munitie geven. Het vakmanschap laat echter geen discussie toe: meesterlijk hoe Carey zijn bandleden door het nummer gidst en aantoont hoe de band toch een verbluffende track kan neerzetten zonder daarvoor alles uit de kast te moeten halen. ‘Reflection’ zwelt aan zonder ooit te ontploffen, maar veegt de luisteraar toch van de kaart. Klasse, noemt men dat.
Top 3 (vg)
Toen ik op een vroege zomeravond drie jaar geleden in de auto zat met een concullega die zijn initialen deelt met (ld) hierboven, ervoer ik een soort opwinding waarvan ik dacht dat ze niet meer behoorde tot de levensfase waarin ik me toen bevond. Op het concert in de Ziggo Dome had ik bijna vijftien jaar moeten wachten: vijftien jaar waarin mijn interesse voor de bands die mijn muziekobsessie als jonge tiener hadden aangewakkerd grotendeels was uitgedoofd. Die interesse was verschoven naar andere artiesten en genres, verbreed en verdiept en dus misschien ook wel een beetje uitgedund. Behalve dan wat Tool betrof.
‘Lateralus’ is sowieso een van de zeldzame albums die ik na al die tijd nog steeds regelmatig opzet, en een van de extreem zeldzame albums die telkens nog beter worden. Muzikaal is er in dit milennium, dat toch ook pakweg ‘Kid A’ en ‘Carrie & Lowell’ heeft voortgebracht, allicht niets uitgebracht dat die derde Toolplaat kan overtreffen. Dat gezegd zijnde heb ik bitter weinig met prog, en door de band genomen heb ik een hekel aan melodische metal. Als mijn vroegere fascinatie met de numerologische verwijzingen in de songstructuren eerder iets is om meewarig op terug te kijken, dan is een zekere waardering voor het tongue in cheek-gehalte van Tool – de Primus-factor, zeg maar – alleen maar gestegen. En bovendien blijft de esthetiek rond ‘Lateralus’ gewoon cool.
Schism
Nog steeds de beste elevator pitch voor Tool. ‘Schism’ is een van de meest gecondenseerde nummers op ‘Lateralus’, en tegelijk een blauwdruk voor de rest van de plaat: Adam Jones die met zijn afgemeten staccatostijl de ritmesectie van Danny Carey vervolledigt en Justin Chancellor die zijn hoekige maar melodische basspel naar het voorplan tilt. Maynards moeilijkdoenerij en esoterische beeldspraak verdoezelt een in wezen eenvoudige boodschap: hoe snel de communicatie tussen mensen afsterft, en hoe moeizaam ze weer opgebouwd wordt. (Tool-teksten voelen wel vaker aan als een Joseph Ducreux-meme van break-up nummers).
Radiovriendelijker is Tool nooit geworden, al doet radiovriendelijk in dit geval geen afbreuk aan de kwaliteit. De (door Adam Jones geregisseerde) videoclip is een trip terug in de tijd, maar ‘Schism’ heeft nog niets van zijn pluimen verloren. Check ook de steevast steengoede live-versies waar de band tijdens de bridge een paar versnellingen hoger schakelt.
The Grudge
Beste albumopener ooit. Dit is een van de meest agressieve nummers op Lateralus, waarin de bitterheid van de universele Lateralusthema’s – (onmogelijke) communicatie, wrok, disfunctionele relaties – overgoten wordt met een astrologisch sausje. Het is een van de weinige nummers op de plaat waar Maynard echt de spil van het muzikale gebeuren vormt: de ritmische zang geeft ‘The Grudge’ een ritualistisch karakter, en culmineert uiteindelijk in een vocale prestatie die Maynard nooit meer zou evenaren. Allicht meteen ook de reden waarom ‘The Grudge’ live ervaren ongeveer even zeldzaam is als ‘Creep’ horen op een Radioheadconcert. De manier waarop Maynard halverwege zijn oerschreeuw niet meer te onderscheiden is van de rest van de band is meteen een stille (nuja) getuige van David Bottrills superieure prestatie achter de knoppen.
Faap De Oiad
Enochiaans voor ‘stem van God’, en een van de meest beangstigende ervaringen die op CD-formaat zijn uitgegeven: een schijnbaar schitzofrene getuigenis over Area 51, begraven onder white noise en een manische drumsolo van Danny Carey. In werkelijkheid kwam de sample uit de Art Bell-show en betrof het uiteraard een hoax, al valt het moment waarop de getuigenis wordt afgebroken effectief samen met het moment waarop een satelliet het begaf en het radiostation een aantal uur uit de ether verdween. Nog een opmerkelijk toeval: dat alles gebeurde op 11 september 1997. Niet luisteren voor het slapengaan.
Uitgelichte afbeelding door © Aaron Thackeray