Er moet een zucht van ergernis door menig huiskamer gegaan zijn toen de Ancienne Belgique het optreden van Puscifer in de zomer van 2016 aankondigde. “Wéér geen nieuws van Tool”, zal zowat de hoofdgedachte geweest zijn van het legertje gefrustreerde fans, die dan toch maar knarsetandend meer dan 50 euro op tafel legden voor het excentrieke project van frontman Maynard James Keenan. Op dat ogenblik was het immers zo’n 9 jaar geleden dat de de band nog op het Europese vasteland te bewonderen viel.
Het wachten zou nog duren tot in 2019. Toen was er immers ‘Fear Inoculum’ – bij nader inzien een uiterst profetische titel – dat de honger van de fans eindelijk kon stillen. Liefst 13 jaar had de opvolger van ’10.000 Days’ op zich laten wachten. De bijhorende tour bracht de Amerikanen van Tool eindelijk terug naar het oude continent. De passages in de lage landen, respectievelijk op Werchter en de Ziggo Dome, waren een bevestiging van wat we dreigden te vergeten: Tool behoort tot dat zeldzame kransje bands waarvoor genres niet van toepassing zijn. Het getuigt van een gave die bijvoorbeeld ook Thom Yorke en de zijnen niet vreemd is.
Helaas: na de excessen volgt de tremor. Rekening houdend met de leeftijd van de LA’ers, dreigt de vraag wanneer we een terugkeer kunnen verwachten stilaan te vervormen in een bedenking van existentiëlere aard: zal er ooit nog een passage op het Europese vasteland plaatsvinden?
Niet dat er geen alternatieven zijn om zich aan op te trekken: er is immers ook nog A Perfect Circle, dat andere project van Keenan, waar hij samen met Billy Howerdel zijn schouders onder zet. Twee jaar terug brachten zij nog ‘Eat The Elephant’ uit: een behoorlijke, maar verre van memorabele plaat. A Perfect Circle verhoudt zich tot Tool als tot een verre achterneef. De etherische zanglijnen zijn in beiden aanwezig, maar de songstructuren zijn aanzienlijk minder complex en men hoort beduidend minder basdrum.
Voor het legertje fanatici – en zo heeft Tool er wel wat – wiens drang naar alles wat ook maar in de verste verte met de band te maken heeft dan nog niet gestild is, is er nog Puscifer. Dit artikel gidst u, naar aanleiding van het zopas verschenen ‘Existential Reckoning’ van die laatstgenoemde, door het moeras uit de hersenpan van de excentrieke frontman en scheidt zin van onzin.
De eerste tekenen van Puscifer doen zich voor in 2007: de EP ‘Don’t Shoot The Messenger’ wordt al snel opgevolgd door debuutplaat – u leest het goed – ‘”V” Is For Vagina’. Géén Tenacious D, maar wel een verrassend melodieus album dat de luisteraar soms de indruk geeft rijkdom te zoeken in een lunapark. Tussen de vaak (te) vettige knipogen kan de doorzetter iets ontwaren wat voor een muzikale plattegrond van Puscifer zou kunnen doorgaan: een industrial klankkast waar lage, pompende bassen opboksen tegen het stemgeluid van Keenan. Hij wentelt zich met verve in de rol van sjamaan die met de grootste overtuiging je reinste onzin uitkraamt. Instrumentaal hoort de spitsvondige luisteraar vooral de invloed van Danny Lohner, een prominente naam in kringen van zij die decibels als basisrecht zien. Lohner stond eerder al op de loonlijst van Nine Inch Nails en Tapeworm, een samenwerking tussen Trent Reznor en – juist – Keenan en waarvan het materiaal nooit de buitenwereld heeft bereikt.
De vuurdoop van Puscifer op de planken staat pas twee jaar later op het programma. Zij die de debuutplaat reeds een brug te ver vonden, zijn er nu helemaal aan voor de moeite. Puscifer pretendeert méér dan een band te zijn en trekt alle registers open om een performance neer te zetten in plaats van een liveshow. Kiezen is verliezen gaat niet op wanneer je voor alles kiest, lijkt het devies te zijn. Keenan betreedt het podium via Segway (in joggingbroek met in glitterende letters ‘JESUS’ op het achterste). Op een gigantisch scherm verschijnt Mayor Douche; een tenenkrullend typetje van MJK dat zij die voor een Tool-beleving komen definitief de moed in de schoenen doet zakken. Dan hebben we het nog niet gehad over de wijnproeverij die vooraf gaat aan de shows: de charismatische zanger bezit immers ook nog ettelijke hectare wijngaarden in Arizona. Atypisch lijkt een understatement. Verbouwereerd keren mensen naar huis, met de voornaamste vraag: “Wat is Puscifer?”. Ook Bob Odenkirk blijft het antwoord schuldig.
Met dat raadsel gaat Keenan geheel op eigen wijze aan de slag. In 2013 verschijnt er een mockumentary met gelijkaardige titel: ‘What is…Puscifer’. Een zware bevalling waarin de kijker om de oren geslagen wordt met een berg valse pruiken, snorren en érg veel redneck-clichés. Tussen de sketches door, waarvoor je eerst wel een halfuur op de tanden moet bijten, komt er eindelijk muziek aan te pas en valt het op dat Keenan met véél lacht, maar muziek wél erg serieus neemt. De omkadering kan echter niet absurd genoeg zijn. De volhouders horen een zinderend ‘Toma’, misschien wel één van de beste songs uit het repertoire van Puscifer, en het heerlijk absurde ‘Conditions Of My Parole’. Dat laatste is de titeltrack van het in 2011 verschenen album dat zorgt voor een nodige kwaliteitsinjectie in het tot dan toe beperkte oeuvre van de band. Een reden voor die grote sprong voorwaarts is het aan boord hijsen van Carina Round, in een ver verleden nog te horen met Greg Dulli op ‘Dynamite Steps’ van The Twilight Singers.
Ook opvallend: met Puscifer schuwt Maynard de camera’s niet. Daar waar er nagenoeg geen officiële opnames van een optreden van Tool te vinden zijn, schuift hij met zijn soloproject aan bij David Letterman. Is dat omdat hij het laatste zeggenschap heeft over alles wat met Puscifer te maken heeft? Daar waar Tool floreert in de schaduw is Puscifer derhalve grotesk dat de spots het geheel alleen maar versterken.
Jaren later trekt Puscifer opnieuw de baan op. Steken ditmaal in de vrachtwagen: een boksring en een set mechanische hanen die het op een podium mogen uitvechten. Tijdens de shows wordt het publiek getrakteerd op een Mexican wrestling show van Luchafer, en dat terwijl Puscifer het beste van zichzelf geeft: du jamais vu. Het is ook met die setup dat de band naar de Ancienne Belgique trekt en daar tekent voor één van de meest onnavolgbare shows in de geschiedenis van de Brusselse concerttempel.
In 2020 roert Puscifer zich opnieuw en dropt het ‘Existential Reckoning’, in vele opzichten een minder opvallende langspeler dan het eerdere werk. Er is minder ruimte voor obsceniteit, er zijn méér volwaardige songs dan gimmicks en voor het eerst horen we iets wat kan doorgaan voor een coherent geheel. De recentste plaat van Puscifer is daarmee een uitstekend beginpunt voor zij die nog niet de moed hebben kunnen bijeenschrapen om zich te verdiepen in het oeuvre van Keenan’s hersenkramp. Single ‘Apocalyptical’ is een uiterst ritmisch klankspel, uiteraard voorzien van knettergekke video. Het meer dan genietbare ‘The Underwhelming’ schuurt aan tegen iets wat men als pop zou durven bestempelen. Voor het album is er aanzienlijk meer elektronica van stal gehaald dan in eerder werk, en dat is een transformatie die Puscifer met verve ondergaat.
Voor zij die ook ‘Existential Reckoning’ een onbehapbaar stuk vinden is er nog deze sombere voetnoot: Keenan liep enkele maanden terug Covid-19 op en worstelt sindsdien met longschade. Gezien het gegeven dat er reeds verscheidene nummers van Tool waren die de jongste jaren vocaal gezien al een stuk te hoog gegrepen waren voor de ouder wordende stembanden, zal ook deze klap daaraan niet goed doen. Verwacht dus in de toekomst vooral méér materiaal uit deze absurde hoek, die qua zang net iets minder veeleisend is.
Puscifer is, klinkt én ziet eruit als een project van een miljonair die geen verantwoording meer moet afleggen en elke impuls obsessief nastreeft. Dat is zonder meer intrigerend én het levert van tijd tot tijd ook erg goed materiaal op. Al valt er ook enige ironie te bespeuren, wetende dat de band de creatie is van iemand die jaren terug naar een gehucht in Arizona trok en de rampspoed uitriep op Los Angeles en al diens excentrieke uitwassen.