Het gebeurt wel vaker op een waarlijk vervelende manier: het tomeloos ophemelen van een groepje muzikanten. Jong, onbezonnen en wild zijn de tautologische kernwoorden in het hele discours; schreeuwerig schrijven alle recensenten hun stukjes met hun zopas uit de mondhoek gelopen kwijl. Want ze hebben hét gevonden. Paradoxaal genoeg noemt men het the next big thing; zo’n jeukend begrip dat wij het ook hier graag in de strijd gooien. Dat is immers wat we dit vijftal uit Oxfordshire rechtuit mogen noemen. ‘Muziek voor gevorderden’, zegt men wel eens. Anderen prijzen dan weer de schitterende songstructuren die de Britten uit hun jammerplanken toveren.
Skyline zou Skyline niet zijn als we niet gingen verifiëren of de superlatieven terecht zijn. Een nobele daad, in tijden van oeverloos positivisme. Een noodzaak, ook. In een verbazingwekkend genoeg slechts voor de helft gevulde Witloofbar stappen we bedeesd binnen en plaatsen ons achter een zachtjes friemelend koppel dertigers. Biergeur, slecht gekleed en matig in het Nederlands. Britten, vermoedden we, en dus zochten we snel een ander plekje. Goed geluid ook daar, meende men.
Wegens annulering van het obscure Estse voorprogramma dat wel degelijk op de affiches stond, was het meteen de beurt aan Radiohead zelf. Met lichte, doch zekere pas betraden de heren het bescheiden podium om drie over halfnegen stipt; een bühne die voor de gelegenheid in een onbaatzuchtig rood licht baadde. Inzetten deden ze met het poppy ‘My Iron Lung’ uit het onvolprezen ‘The Bends’ en al snel bleek dat zanger Thom Yorke inderdaad over een ijzeren long beschikt. Kermend en wild om zich heen slaand leek de man wel door de duivel bezeten. Dat slapende oog maakte het geheel nog net wat griezeliger. Ook het ondertussen vrij oude ‘Karma Police’ kwam al snel voorbij, maar miste zoals wel vaker standvastigheid. Bovendien leek drummer Phil Selway even het juiste tempo kwijt tijdens de bridge. Al was het zeker niet allemaal kommer en kwel (gelukkig, want die vijftien euro betaalt zichzelf heus niet terug). Zo was het manische ‘Talk Show Host’ ook nu weer een voltreffer en raakte het mooie ‘How To Disappear Completely’ kant én wal.
De uitvoeringen van het recentere werk van op ‘In Rainbows’ bleken technisch echter vaak een trapje te hoog voor de band. Maar soms moet er ook gewoon plezier gemaakt worden. Vorstelijk was het om zien hoe Jonny Greenwood zijn gitaar al snel achter de rug begon te bespelen tijdens een rustig meanderend ‘Morning Bell’. Het feest was helemaal compleet toen Yorke het welletjes vond om zijn haar in een dot op zijn licht kalende hoofd te binden en dan een witblauwe hoofdband gebruikte om het potsierlijke ding vast te laten zitten. Mooi. Kortom hadden wij een prima, vermakelijke avond. Waar het hier en daar aan de rammelende kant van het geluidsspectrum zat, vergat Radiohead zijn kleine schare fans van het eerste uur niet. En als iedere band zou excelleren, is er ook geen hol meer aan natuurlijk