Voor Adrian Thaws, die al ruim twee decennia als Tricky door het leven gaat, moest 2020 een groots jaar worden. Het verschijnen van nieuwe langspeler ‘Fall to Pieces’ én van zijn autobiografie moesten de status van icoon definitief verzilveren. Beide kwamen er, maar voorzien van gitzwarte voetnoot.
De laatste keer Tricky live staat nog vers in het geheugen gegrift. Massive Attack kreeg de eer om tegen de backdrop van het Gentse Sint-Pietersplein te tonen waarom albums zoals ‘Mezzanine’ thuishoren in ieders platenkast. Het is een setting die zich uitermate goed leent voor het grote gebaar. Was het om die reden dat Robert Del Naja en de zijnen ervoor kozen om een rondje muzikale Russiche roulette te spelen? Hoe het ook zij: voor de gelegenheid werd Tricky halverwege de show uit de coulissen gesleept om samen ‘Take It There’ te brengen. Een uitermate zeldzame gebeurtenis, gezien de grillige triphopartiest met slaande deuren het collectief uit Bristol decennia terug achter zich had gelaten.
Het moest een reünie worden die de aanwezige puristen deed kirren van plezier. In werkelijkheid keek een menigte van een slordige 10.000 man met knipperende ogen naar het ietwat perverse schouwspel dat zich voor hun ogen op het grote podium voltrok. Tegen de onfeilbare strakke cadans van het Britse collectief stond Tricky molenwiekend te mompelen, met momenten zelfs in de microfoon en nerveuze blikken van de band ten spijt. In Gent werd het verschil tussen beide artiesten tastbaar én werd het duidelijk waarom Massive Attack de grote podia vult terwijl Adrian Thaws vooral in de passagiersstoel van zijn eigen carrière lijkt te zitten. Het was een optreden dat om twee redenen bleef hangen: het drankfiasco waardoor Greenhouse Talent door het stof moest én die opmerkelijke passage van Tricky. Voor velen was dat laatste een moeilijk te verteren eerste kennismaking. Zij die hem al eerder aan het werk zagen waren vermoedelijk minder verbaasd. Zo keek menig festivalganger op Leffingeleuren ongemakkelijk naar zijn horloge toen hij zijn set in West-Vlaanderen danig liet ontsporen in een zinderende en érg lang uitgesponnen finale. Hij stal daarbij vlotjes een twintig minuten van ene Oscar & The Wolf. Het werd hem niet door iedereen in dank afgenomen.
Ondanks zulke escapades – of net daarom – blijft Tricky intrigeren. Momenten van genialiteit en middelmatigheid wisselen zich af met de frequentie van een muntworp, waarmee de vergelijking met Didier Lamkel Zé ook meteen ophoudt.
Bij elke nieuwe worp van Tricky smachten critici naar een nieuwe ‘Maxinquaye’; zijn debuut dat hem in 1995 op de kaart zet ver buiten Bristol, hem bijna een Mercury Prize oplevert én hem zijn anonomiteit kost. Bij de release out David Bowie zich als fan, mag hij opdraven in het voorprogramma van PJ Harvey en voor een korte periode verschijnt hij zij aan zij met ene Björk.
Het is een hyperexperimentele plaat die door velen als de geboorte van de triphop wordt aanzien, een term die de bezielers overigens zelf liever kwijt dan rijk zijn. Daar waar het briljante ‘Dummy’ en ‘Blue Lines’ baden in een kwetsbaarheid die geliefden dichter bij elkaar op de bank doet kruipen, doet ‘Maxinquaye’ de blik ongemakkelijk naar buiten afwenden. Het is een ambitieus meesterwerk dat knipoogt naar het werk van Public Enemy maar vooral baadt in een smerigheid die wel meer platen in de jaren ’90 kenmerkt. Het is een debuut dat doordrongen is van onderhuidse woede: altijd sluimerend maar daarom niet minder merkbaar. De knokels trekken wit weg, maar de vuistslag blijft uit. Het is echter wanneer het gegrom van Tricky plaatsmaakt voor het ijle stemgeluid van Martina Topley Bird dat men de oren écht gaat spitsen. De blik wordt minder hard, maar daarom niet minder glazig. De plaat is bovenal een momentopname van het ruwe Bristol en bijgevolg ook onkopieerbaar, ondanks verwoede pogingen.
‘Maxinquaye’ werpt Tricky haast per toeval in een muziekcarrière die inmiddels ruim twee decennia overspant en 14 albums teweeg heeft gebracht. Een verbazingwekkend hoog aantal voor iemand die niet vies is van de nodige zelfsabotage.
Hell is ’round the corner
Dat het werk van Adrian Thaws regelmatig flirt met de stempel ‘gitzwart’ hoeft niet te verbazen. Zijn debuutplaat werd vernoemd naar zijn moeder, die zichzelf van het leven beroofde toen hij 4 jaar oud was. Dit jaar bracht Tricky, inmiddels de 50 gepasseerd, zijn autobiografie uit. Het werk werd als het weinig opbeurende ‘Hell is ‘round the corner’ onder het doopvont gehouden. Aan die slordige 300 bladzijdes werd in allerijl nog noodgedwongen een epiloog toegevoegd die tevens dienst deed als necrologie: in 2019 ontnam Mazy, de dochter van Tricky en Martina Topley Bird, zichzelf van het leven. Tegen die achtergrond werd ‘Fall to Pieces’ afgewerkt, de nieuwste én mogelijk rauwste langspeler uit het werk van Tricky. Wanneer de dood der dierbaren als een rode draad door iemands oeuvre dartelt, heeft men de neiging om bij elke nieuwe worp de adem in te houden.
Hoewel de laatste overpeinzingen in het boek er serieus inhakken, is de toon in de voorgaande hoofdstukken een stuk luchtiger. De nuchtere en ietwat naïeve blik op een leven vol excessen en absurditeit is ontwapenend en met momenten onthutsend. Voor wie niet weet aan wat zich te verwachten, is zijn getuigenis over zijn ‘bijdrage’ aan het optreden van Béyonce tijdens haar headlineset op Glastonbury een goede waardemeter. Het boekt bulkt van dergelijke anekdotes.
Toch zijn het de momenten waarover het over de essentie gaat met voorsprong het interessantste: het creatieve proces van een artiest die (kortstondig) de muziekwereld in de UK op zijn kop zette. De lezer krijgt een unieke inkijk in de opmars en ondergang van The Wild Bunch, de beginjaren van Massive Attack en de invloed van het werk van The Specials. Daarbij laat het geheugen Tricky soms in de steek: vaak laat hij daarom het woord aan kennissen wiens hersenmassa minder lijkt aangetast door de wilde jaren ’90. Zo nemen onder andere Terry Hall en Maynard James Keenan het woord, en krijgen we inzicht over wie er nu éérst was in het gebruik van die iconische sample uit ‘Ikes Rap II’. Sorry, Geoff Barrow!
Fall to Pieces
Daar waar zijn autobiografie door de gastbijdrages en zelfrelativering haast achteloos langs de nodige portie ellende kijkt, is ‘Fall to Pieces’ een pijnlijk intiem portret geworden. Het is moeilijk om niet aan Nick Cave’s ‘One More Time With Feeling’ te denken terwijl het rauwe ‘Hate This Pain’ door de speakers galmt.
De evolutie in het werk van Tricky zet ook hier weer een volgende stap: plaat na plaat vervellen zijn nummers tot er steeds minder lagen overblijven en we bij zijn inmiddels gekende formule aanbelanden: diepe bassen, ijle stemmen en het ruige stemgeluid van Tricky als een constante over de strijkers. Het geeft het geheel een minder druggy uitstraling, maar het minimalisme voelt op ‘Fall to Pieces’ enorm claustrofobisch aan. De knipoog naar het nachtleven is verdwenen en maakt plaats voor de bitterste nasmaak de dag nadien. Het tweeluik ‘Like A Stone’ en ‘Throws Me Around’ mag zich tot het beste én donkerste werk rekenen dat de man in tijden heeft uitgebracht. ‘Chills Me To The Bone’ doet wat het belooft en zou ooit tot in de inbox van Nic Pizzolato moeten geraken.
Tricky is géén begenadigd zanger, maar heeft bovenal een oor voor talent. Daar waar hij Martina Topley Bird 20 jaar geleden op straat hoorde zingen en vervolgens de studio insleurde, wist hij nieuwe huurling Marta Zlakowska op te vissen in een Poolse bar. Zij heeft de ondankbare taak om op het gros van de nummers uiting te geven aan zijn verdriet. Geen sinecure, maar ze doet het met verve.
Baanbrekend is ‘Fall to Pieces’ niet. Het is een pure en pijnlijke momentopname van het lijden van een artiest en een waardige toevoeging aan diens oeuvre. De mythe van de getormenteerde kunstenaar is een cliché dat men doodgraag ontkracht ziet, maar hier jammer genoeg zichzelf weer bevestigd heeft. Wanneer Tricky de komende jaren de moed vindt om plaat 15 bijeen te schrapen, mag dat gerust een niemendalletje zijn.