We schrijven 2015. David Cameron zit stevig in het zadel. Het is nu nog niet geweten dat hij ook écht een pig fucker was en zijn beloofde Brexit-referendum is de perfecte manier om alle sociale weerstand tegen zijn sociopathische beleid te neutraliseren. De media zitten in zijn achterzak en… wat gebeurt er? Oppositiepartij Labour kiest een nieuwe voorzitter, en ook nog eens iemand die volgens de bookies 1 kans op 500 maakt. Nee, erger nog: iemand die Cameron zo naar een goelag zal sturen als hij aan de macht komt. Nee, NOG erger: iemand die écht een politieke uitdager kan zijn.
Ondertussen is het duo (nou ja) Sleaford Mods doorgebroken op het Europese vasteland. Een jaar later zou ook Noord-Amerika – op meerdere wijzen – vallen. De tijden zijn nog behoorlijk onschuldig (althans in vergelijking met het minder literaire heden), maar mensen voelen ook in 2015 al aan hun theewater dat het niet blijft duren. Sleaford Mods wordt ook buiten de UK begrepen. Thatcherisme is dan ook een fenomeen met een globale weerslag. De laatste stuiptrekking van het Britse imperium is immers het voeren van een doorwinterd asociaal beleid. Logisch dat de soundtrack ervan even moeiteloos volgt.
Het moet gezegd: ook de esthetiek van Sleaford Mods is onweerstaanbaar. Twee schrale veertigers uit godbetert Nottingham waarvan eentje amateuristische beats maakt en de andere onophoudelijk rant. Not giving a fuck voor gevorderden. Nou, dat zijn wij allemaal toch ook, of dat willen we. Ten minste, wij die een kutbaan hebben of in het beste geval te weinig verdienen. Op een podium blijft dat beeld gedeeltelijk intact: Andrew Fearn staat te wiebelen achter een laptop op drie kratten bier en tikt telkens de spatiebalk aan wanneer het zover is. Jason Williamson is evenwel een geboren performer. De triomftocht die 2015 heet brengt de Mods eerst naar de bescheiden benedenzaal van de Beursschouwburg; in het najaar volgt een uitverkochte AB.
Toch zou ondergetekende durven te poneren dat ze met ‘Key Markets’ al op de terugweg waren. Inmiddels historische lyrics als ”Can of Strongbow, I’m a mess / Desperately clutching onto a leaflet on depression / Supplied to me by the NHS” zijn helaas niet meer aan de orde. Sleaford Mods klinkt vanaf hier minder als punk – iets wat beide heren in hun jonge tienerjaren hebben meegemaakt – en de nummers worden veelal trager. Ondergetekende haakt af, maar de sympathie blijft onverminderd.
We springen een lustrum en nog wat vooruit in de tijd en laten de obvious picks voor wat ze zijn. Het volstaat in feite om in de huidige malaise één krankzinnig dysfunctioneel laat-kapitalistisch kenmerk eruit te pikken. Zoom in zoveel je wil: je zal altijd iets overhouden wat in 2015 nog onmogelijk werd geacht of toen lange tijd het wereldnieuws zou domineren. Bijvoorbeeld: Dominic fucking Cummings.
Het daagt stilaan bij de auteur van dit artikel. Sleaford Mods’ doorbraak was meteen ook het einde van de rechttoe-rechtaan alles-is-kut-scheldpartijen over punk-baslijnen. Dat moest ook wel. Jason Williamson is immers zelf geen jobseeker meer; lyrics zijn nog uit het leven gegrepen als het om een Nigel De Jong-tackle richting de muziekindustrie gaat, maar het puur politieke bekijkt Williamson vanuit een overzichtelijker perspectief dat minder doorspekt is van persoonlijke ellende. Al blijft dat relatief, want zelfs met slechte bedoelingen zou Sleaford Mods nooit een rijke band worden – sluit een Glastonbury headline spot ergens komend decennium evenwel niet uit. Serieus.
Sluit Sleaford Mods niet uit voor een toekomstige Glastonbury-headline spot
Materiële omstandigheden veranderen ook artistieke output en die evolueert niet altijd mee met ieders smaak. Duiken we echter wat dieper in het Sleaford Mods post-doorbraak tijdperk, dan zien we dat het tragere en ‘slomere’ ruimte laat voor nuance en poëzie. Voor gelaagdheid en diepgang. Maar vergis je niet: alles draait om een land dat in essentie onherstelbaar beschadigd is. Een barrowiaanse veeg uit de pan naar NME-helden en andere concullega’s uit de eeuwig verstarde Britse muziekscene kan natuurlijk ook niet uitblijven. ‘Kebab Spider’ uit voorgaand album ‘Eton Alive’ vat goed samen waarom Sleaford Mods altijd een kans moet krijgen: een allegorisch nummer dat tegelijk uitlegt waarom ze hun sound schijnbaar hebben verzacht. De beat en instrumentals zijn verzorgd en minder ad hoc en het refrein mag ademen. Thematisch gezien is ‘Kebab Spider’ een voorloper van veel van wat op het nieuwe album te horen valt.
En zo belanden we bij ‘Spare Ribs’. Net uit en een verdere stap in een evolutie die deels moeilijk verteerbaar blijft, maar net zo goed getuigt van een grote compromisloosheid en doelmatigheid. Sleaford Mods anno 2021 bijt vooral minder; het is eerder als een soort zuur dat zich traag maar zeker een weg baant door de conservatieve huid van Groot-Brittannië heen. Ik zei het al: Williamson spreekt niet meer vanuit de eerste persoon, maar vanuit de bevoorrechte observator. Dat levert genuanceerder en tegelijk gevaarlijker werk op.
‘Spare Ribs’ is een veelzijdige en eclectische plaat, maar vooral Sleaford Mods’ meest muzikale tot dusver. Met baslijnen – zoals op ‘Elocution’ – die live ingespeeld lijken te zijn en vooral minder repetitief en plat klinken, met meer hoorbare sporen dan voordien en allerlei effectjes die niet alleen de klankrijkdom ten goede komen, maar Sleaford Mods ook minder afstandelijk laten klinken. Begrijp me niet verkeerd, het mist nog steeds de rauwheid van weleer, maar dat ‘Spare Ribs’ puik gemaakte nummers bevat, staat als een paal boven water.
‘Spare Ribs’ is veel dingen, maar bovenal Andrew Fearns beste werk tot dusver
Hiermee komen we meteen tot de productionele rode draad van ‘Spare Ribs’, misschien wel het SM-album waar Andrew Fearn het meest op mag uitblinken. Neem nu ‘Out There’, met slim geplaatste claps en ander lekkers om zodoende een veel rijkere achtergrond te creëren dan we van zijn instrumentals gewoon zijn. Sterker nog: op de Skyline-redactie klonk het bij een niet nader genoemd redactielid dat hij elementen uit de intro van ‘Human Behavior’ erin hoorde! En neen, dit is heus niet een slinkse manier om aan onze Björk-quota te komen. Het nummer mag je gerust onder het experimenteler materiaal van het duo plaatsen: een introvert stream-of-consciousness verhaal over het duivelse amalgaam Brexit-Covid-racisme dat Engeland (Wales en Schotland mogen we stilaan als aparte entiteiten beschouwen) in z’n greep heeft: ”I wanna tell the bloke that’s drinking near the shop/that it ain’t the foreigners and it ain’t the fucking Cov/but he don’t care”. ‘Thick Ear’ grijpt alsnog terug naar de tienerjaren van het duo, maar dan voorzien van een hoeveelheid bas waar zelfs Kevin Martin voor terug zou deinzen. Het resultaat is een nummer dat smeekt om een club in geknald te worden, en dat mag een compliment heten aan het adres van Fearn. De jaren hebben duidelijk kunde opgeleverd.
Toptrack is ‘Mork n Mindy’, een vertaling van anthem en doorbraaknummer ‘Tied up in Nottz’ naar het hedendaagse Sleaford Mods-bestaan. Gek genoeg doet het door de omvattende bijdrage van Billy Nomates sterk denken aan UK garage met neo-soul invloeden van rond de eeuwwisseling. Alleen deze keer voorzien van teksten die on-Sleaford Modiaans cryptisch zijn en wellicht nog een laag of twee dieper gaan dan gewoonlijk. Als in: de toespelingen en allegorieën zijn niet aan de oppervlakte hoorbaar; dit is persoonlijk. En vooral: ‘Mork n Mindy’ heeft hitpotentieel. Echt.
‘Mork n Mindy’ heeft écht hitpotentieel en lijkt zo weggelopen uit de periode rond de eeuwwisseling waar je op Switch dit soort neo-soul meets UK Garage kon horen
Gezien zijn leeftijd en achtergrond, mag het niet verwonderen dat Williamson zich af en toe waagt aan een popnummer. Met gemengd resultaat, al moet het gezegd dat ‘Glimpses’ serieus blijft hangen. Een ietwat opgewekte zanglijn die bij nadere inspectie als een anti-materialistische protestsong geïnterpreteerd kan worden, maar dan wel eentje weggelopen uit 1983. Het catchy guilty pleasure uit ‘Spare Ribs’, zonder meer.
Over catchy gesproken; het album telt zoals verwacht mag worden een aantal oneliners die vintage Sleaford Mods zijn en bijdragen aan de algemene vetheid, zelfs al staan ze op nummers die niet tot hun beste werk behoren:
”Oh fuck this/oh send me [back]/these roads are now the silence in no memory” (uit ‘Top Room’)
”Stood outside a highrise, trying to act like a gangster” (uit ‘Nudge it’, feat. Amy Taylor)
”Outside/Spare ribs do bits of spice/Under a concrete Jesus Christ” (uit de titeltrack)
De ingrediënten van ‘Spare Ribs’ zijn er allemaal: politiek, productionele kunde en het immer evoluerende en veelzijdiger wordende gespit van Jason Williamson. ‘Spare Ribs’ is mogelijk de beste Sleaford Mods-plaat sinds het visionair getitelde ‘Divide and Exit’ en dus een werk dat de op de hype van 2014/2015 meesurfende luisteraars zoals ondergetekende opnieuw zal trekken, maar net zo goed nu nog nieuw publiek zal kunnen vinden. Laten we hopen dat dit vooral in de heimat van Williamson en Fearn het geval is, want het lijkt hard nodig.