Het is toch niet omdat Coldplay aankondigt er een punt achter te zetten en Sterke Jan en Zijn Vrienden de cultuursector op slot deden dat wij er ook mee moeten ophouden, zeker? Wij begeleiden u graag verder door het jaaroverzicht, zoals ook Kate Middleton en Tom Waits dat zouden doen.
10. Sometimes you’re the windshield, sometimes you’re the bug
Brusselaar The Bug teert op urbane dystopie, sociaal isolement én de vetste producties die je je kunt inbeelden. Niet moeilijk dat 2021 het jaar van zijn beste soloplaat tot dusver zou worden. De catharsis die voortvloeit uit z’n buitenaards aandoende salvo’s reflecteert maatschappelijke emotie, de inhoud laat hij over aan een klein leger gastartiesten. Flowdan spant natuurlijk de kroon, dankzij kandidaat-nummers-van-het-jaar ‘Pressure’ en ‘Hammer’: twee producties die klinken als het muzikaal equivalent van een Zwitsers horloge. Gezien de tijdsgeest is ook een gastoptreden van Moor Mother (met wie hij ook al samenwerkt onder de naam ZONAL) op een dreigend ‘Vexed’ evident en zelfs een tikkeltje voorspelbaar.
Toch plaatst The Bug nergens boodschap boven muziek en ook dát is een belangrijke meerwaarde in een tijd waar vorm en vaak opportunistisch activisme de kunst an sich eclipseren. Getuige daarvan een complexloos ‘Ganja Baby’, dat net zo goed op ‘London Zoo’ (2008) had kunnen staan. Gevolg is dat ‘Fire’ weliswaar niet de meest consistente plaat van het afgelopen jaar is, maar veruit de meest verslavende. HiFi Klubben en andere ketens zullen er ook blij mee zijn geweest, want The Bug’s laatste sméékt om nieuwe subs in uw living, die straks weer maandenlang het beste en enige surrogaat voor de concertzaal zal vormen.
Kortom: The Bug verenigt urgentie en levensnoodzakelijk hedonisme.
9. Quo Vadis, Nick Cave?
Vroeger hadden we naast de Vlaamse George Clooney ook de Vlaamse Nick Cave. Werd 2021 het jaar dat Nick Cave zelf de Australische Dirk de Wachter werd? De Red Right Hand Files, waarin Cave onze vragen over het zijn beantwoordt, werden steeds meer een School of Life, teksten werden steeds meer louterend en extatisch, achtergrondgezangen meer elegisch en Warren Ellis’ inbreng meer prominent.
Is dat iets nieuws? Neen. Warren Ellis is een Bad Seed sinds 1993; Nick Cave’s Conversations – lezingen die leidden tot krantenkoppen als “Geluk zit in ongeluk aanvaarden” en “Schoonheid vind je overal” – zijn er sinds 2019. De teneur die toen werd ingezet, is de laatste twee jaar enkel opgeschroefd: een extreme focus op het gevoelsmatige; de fysieke labeur in beeld gebracht door middel van de concertfilm ‘Idiot Prayer’. Nick Cave lijdt en u zal het zíén – zoals ook gold voor de plaat ‘Skeleton Tree’ en de documentaire ‘One More Time with Feeling’.
Na ‘Skeleton Tree’ volgde ‘Ghosteen’: het sluitstuk van een drieluik van zes jaar, maar in Cave’s geval een verhaal van existentie. Conway Savage overleed, Mick Harvey vertrok, het geluid veranderde. Met ‘Carnage’ liet tweespalt Cave–Ellis na verschillende filmprojecten nu ook de overige Bad Seeds achterwege voor een studio-album. “Tegelijk ambitieus en gemakzuchtig,” oordeelde (vg). Intussen nam Ellis Cave nogmaals onder de arm voor een plaat van Marianne Faithfull – dit keer met een recent herstel van Covid in de zangstem en een album vol romantische referenties in het vizier. Maar de centrale thematiek, die van het lijden en rouw, isolatie en eenzaamheid, persoonlijk voor de muzikant maar gedeeld door de luisteraar, was in beide gevallen dezelfde. Cave en Ellis zijn uw boodschappers en begeleiders in een apocalyptisch wereldbeeld.
Er zijn tal van voorbeelden te vinden die zouden zeggen dat dit een logische etappe is in een narratief dat Cave al langer uitschrijft – van “I don’t believe in an interventionist God” over “Our policy is firm but fair / Now that God is in the house” en “I believe in God / I believe in mermaids too” tot, op ‘Carnage’, “Let the river cast its spell on me / Hand of God, hand of God, hand of God, hand of God”. Interessanter wordt het echter wanneer we kijken naar Cave’s eigen terugblik: dit jaar kwam ook zijn tweede deel van ‘B-Sides & Rarities’. Het is opvallend hoe verschillende nummers van toen het coloriet en teneur van vandaag samenvatten, zoals het wat pathetische en overdreven barokke koor op een live-versie van ‘Push The Sky Away’ of de funereal keys en solemn Kumbaya chant in ‘Earthlings’ (dat zijn niet onze woorden, wel die van The Guardian). Hield Warren Ellis de pen vast toen de B-kanten en rariteiten werden geselecteerd? En houdt Ellis die pen vast wanneer het creatieve proces van Cave wordt uitgetekend de komende jaren? Krijgen we nog een Nick Cave zoals vroeger?
Er zijn meer accurate vragen. Luisteren we dan niet met een melancholie naar het huidige werk van Cave, verlangend naar wat uitkwam voor 2013? Is het niet dit soort melancholie waar hij vandaag over zingt, maar dan vanuit het persoonlijke proces van het verwerken van de grootst denkbare menselijke pijn, en niet die van de verwende en postkapitalistische luisteraar die ondanks een eindeloos muzikaal aanbod toch verlangt naar dat wat is geweest? Waarschijnlijk wel. Maar we moeten meer tijd maken voor melancholie, en het misschien zelfs omarmen, zegt Dirk De Wachter. En wie zijn wij om hem tegen te spreken.
8. Zacht, zachter, zachtst
Verkeert ambient als genre in crisis? Eind november werd een gevoel dat ook bij ons al even leefde prangend verwoord door Jennifer Lucy Allan van The Quietus. “(…) I feel that the zone of so-called ‘experimental’ music is being overwhelmed by electronic music that isn’t actually experimental, it just has no immediate dancefloor appeal and no obvious song structure or singer.” Ze vervolgt: “a lot of music that’s called experimental (…) feels made to clock up tiny fractions of pence by getting playlisted on Spotify as music to work to”. Hoeveel van de duizenden Ólafur Arnalds-, Nils Frahm- en Haushka-epigonen op Bandcamp en Soundcloud deden anno 2021 ons hart nog sneller slaan?
Maar toch, toch – we zouden immers onze filosofische zelf niet zijn mochten we voorgaande stelling niet meteen kapotrelativeren – waren er ook dit jaar een handvol ambient en minimal-releases die onze aandacht afgelopen jaar wél wisten te vangen. Een nog kleiner aantal wist die aandacht ook vast te houden.
Laat ons even de logica der AOTY-lijstjes terzijde schuiven en beginnen met hét beste album in deze categorie: ‘Maquishti’ van virtuoos vibrafoniste Patricia Brennan. Dat album heeft op zich al de zeldzame verdienste om als langspeler voor solo vibes en marimba probleemloos een uur lang te boeien. Dat is deels te danken aan het feit dat Brennan het timbre van de instrumenten voor zich laat spreken, wat dan weer gefaciliteerd wordt door haar modaal-harmonische taal die ieder gevoel voor richting afzweert. Met een Messiaens kleurenpalet (we moesten hieraan denken) en de flair van een Gary Burton schildert ze abstracte stillevens die tegelijk vertrouwd en verfrissend klinken. Een verbijsterend sterk (solo)debuut.
Verzekerd van een plaats op het podium is ook ‘iki’ (adem) van Japans geluidskunstenaar FUJI||||||||||TA, volledig opgenomen op een orgel van eigen makelij. Het klikken en kraken van de pomp waarmee het orgel bediend wordt geeft het album een soort aritmische groove, die de meditatieve klank van het orgel zachtjes onderstreept. De gedoomde soundtrack bij een film noir van, zeg maar, Béla Tarr.
Af en toe mag muziek natuurlijk ook gewoon bevestigen en geruststellen. Dat is wat Mary Lattimore doet op ‘Collected Pieces: 2015-2020’, de opvolger van het vorig jaar verschenen ‘Silver Ladders’. Net als Brennan neemt Lattimore haar toevlucht tot een betrekkelijk ongebruikelijk solo-instrument – in haar geval de harp, in combinatie met een aantal looppedalen. De warmte van het lage register van de harp en de briljante hoge snaren in combinatie met de repetitieve motiefjes is uitermate behaaglijk, maar de grens met een soort verheven lounge-muziek is dun. Na een tijd verslapt hoe dan ook de aandacht, en als concept is het dan ook maar half geslaagd.
Wel volledig geslaagd is de samenwerking van Lattimore met April op ‘This is the New Trance’. ‘Undercurrent/Watershed’ is een heel zintuiglijke ervaring, tintelend in het lage register en een soort geruststellende tristesse draperend over ingezakte schouders. Het is Jon Hopkins goes psychedelica, maar dan beter dan de therapeutische plaat die Jon Hopkins ook effectief uitbracht.
2021 was tenslotte ook een jaar waarin we reikhalzend konden uitkijken naar een nieuwe release van Grouper, die de worsteling met de hooggespannen verwachtingen al na een enkele luisterbeurt in haar voordeel wist te beslechten. Liz Harris blijft trouw aan zichzelf, maar is er met de jaren in geslaagd om méér te doen met minder: op ‘Shade’ krijg je het gevoel dat als de muziek nog verstilder wordt, er gewoon niet meer veel overblijft. Het onwereldlijke, dissociatieve karakter van de productie en songs (nuja) kan niet verder afstaan van het typische AMSR-effectbejag van dit soort ambient- of dreampopmuziek, en hoe een nummer als ‘Disordered Minds’ een zenuwinzinking weet te vertalen in muziek is gewoonweg aangrijpend en bijzonder knap. Een hoogtepunt in het oeuvre van een uniek artieste.
7. De Grote Drie: Hit or Miss?
De roep om het canoniseren van cultuurproducten weerklinkt in regeerakkoorden en bruine kroegen, en zoals steeds gaan wij graag mee met onze tijd, snoepend van het aantrekkelijkste laaghangend fruit. Daarom prijkt op nummer 7 dit jaar een soort moderne canon der Belgische bands, of toch de absolute top daarvan. Het moge duidelijk zijn, deze Grote Drie hebben ons meer gevormd dan Mulisch, Reve en Hermans, en hebben onze website 1.0 destijds mee een bestaansreden gegeven. We hebben het uiteraard over Amenra, Dans Dans en STUFF., maar dat wist u vast.
Het is dan ook het eerste kalenderjaar waarin elk van de Grote Drie met een album kwam: ‘De Doorn’, ‘Zink’ en ‘T(h)reats’ deden het in de gespecialiseerde pers behoorlijk tot goed, maar lieten ons met enkele hoofdbrekers achter: gaat Amenra in het Nederlands nog harder binnenkomen? Is Dans Dans nog in staat om de perfect uitgebalanceerde sound spannend te maken? Komt STUFF. met een klankverruiming, of zelfs met vocals? Het antwoord op deze vragen is soms genuanceerder dan verhoopt.
Amenra ging in wezen voor de meest fundamentele keuze. Een taalwijziging pakt zelden goed uit, en ook nu is het soms met knarsende tanden luisteren. Zie volgende passage uit ‘Ogentroost’ als illustratie:
hart slag
slag veld
ik werd verwacht
het is volbracht
gewijde grond ontlijkt
verkracht, het is volbracht
Het gevoel is er, zoals bij al het werk van de Kortrijkzanen, onverminderd. Maar het Engels is een nuttige barrière in vele gevallen. Uiteraard is het moeilijk om zulke teksten louter op poëtische merites te beoordelen, maar neen: dit is (nog) geen grote literatuur. Het balanceren tussen de betekenislagen van ‘ontlijkt’ en ‘verkracht’, de splitsing van ‘hartslag’ in ‘hart’ en ‘slag’; het voelt allemaal net wat te formularisch. Dit betekent allerminst dat het album zelf off the mark is. Na meerdere luisterbeurten passen de klassiekere Amenra-structuren in elkaar, en wordt ‘De Doorn’ gewoon de volgende striemende verhalenbundel in Amenra’s catalogus. De Harry Mulisch van de Grote Belgische Drie? Wie zal het zeggen.
Laat ons met de deur in huis vallen: Dans Dans laat er met ‘Zink’ weinig twijfel over bestaan dat de band een echte levensadem gevonden heeft. Het is het beste wat de band ooit heeft uitgebracht. Gelaagd, virtuoos en ook live tot de essentie vertaald is het een manifest voor wat experimentele jazz/rock/fusion/western/dub/… (men schrappe wat niet pas) hoort te zijn. Bert Dockx, Lyenn en Steven Cassiers mogen zo stilaan tot het allerbeste gerekend worden dat België muzikaal heeft voortgebracht. Of zoals Nicolas Cage het zou zeggen: A National Treasure.
De Grote Drie der actuele muziek in Vlaanderen wordt uiteraard vervolledigd door STUFF. Het Gents-Antwerps-Brussels collectief bracht dit jaar een alweer prima plaat uit – ‘T(h)reats’ – met dit keer na Rinus Van de Velde en Yto Barrada een schilderij in celluloselak van de Antwerpse naoorlogse kunstenaar Guy Vandenbranden op de cover. Dat werk maakt deel uit van het soon to be reopened KMSKA, waar STUFF. een van de artists in residence is/wordt. Op de website wordt dat aangekondigd als een vijfkoppig instrumentaal collectief dat wil “inspireren met positieve vibes” (cf. supra), en door saxofonist Andrew Claes verder geduid als een “soundtrack bij een hele beweging: jonge mensen die vechten voor nieuwe ideeën en methodes”. “Het is niet te beeldend en niet te abstract. Het is een werk waarbij je kunt wegdromen, maar dat je niet te hard in een bepaalde richting stuurt,” legde bassist Dries Laheye verder uit in een interview.
‘T(h)reats’ klinkt inderdaad als iets tussen diffuus en coherent, met ademruimtes die de deining onderbreken – of omgekeerd. Bridges als dewelke we in 2015 hoorden op ‘Java’ blijken nog steeds het uitstekend bindmiddel; het resultaat wordt veelal nog steeds omschreven als fusion en mellow. Dat is uiteraard prima, maar intussen is STUFF. nog meer dan in 2015 een van de projecten van een aantal extreem getalenteerde muzikanten. Die initiatieven zijn intussen moeilijk bij te houden, en bewandelen soms terreinen die interessanter worden dan die van mellow fusion, zoals die van poëzie, hiphop, of “AI-driven robot-jazz”, zoals het laatste project van Andrew Claes zich laat omschrijven. Is dat erg? Natuurlijk niet. STUFF., nu eindelijk opgezadeld met airplay en Belgische bekendheid, vormt zo niet enkel een soort constante, maar ook een referentiepunt. Intussen lijken de invloeden van die zijprojecten binnen te sijpelen in het corpus, met, bijvoorbeeld, een rapper tijdens het concert in Democrazy en VK. Is dat de weg naartoe? Opnieuw: wie zal het zeggen. Vanaf volgend jaar neemt STUFF. een pauze. We zullen erna wel zien wat het wordt – misschien op de festivalweides gedeeld met dEUS. Of met Jan Wolkers. Of Menno ter Braak.
6. Het Jaar van de Hoogmoed (of…)
Ja, we hadden het er vorig jaar al over. Maar kijk, in 2021 werd de publieke deconfiture van de cultuursector alleen maar schrijnender. De willekeur ten aanzien van de sector op het hoogste niveau is al langer bekend (cf. de plotse beperking van de Vlaamse projectsubsidies). Veel heeft te maken met de veel te nobele lezing binnen de sector van wat politiek momenteel (en misschien wel altijd) is: de cynische clash der belangen en beurzen. En wie komt ironisch genoeg ontstellend zwak voor de dag als politiek souffleur? Nu ja, u raadt het al.
Er is echter meer. Want naast de louter politieke slag, is er natuurlijk de vraag hoe het structurele aspect post-covid zal blijven nazinderen. De coronacrisis schreeuwt immers om andere formats en verdienmodellen in de cultuur. Permanent. Want a) in welke mate zijn we in staat om te weten dat de wereld niet definitief veranderd is? En – vooral – b) wie de fuck zegt dat er genoeg mensen om geven, zeker in de kringen waar de besluitvorming plaatsvindt? En neen, ‘geven om cultuur’ staat niet gelijk aan ‘ook wel eens graag naar Bach luisteren’.
In Nederland nog meer dan in België had de sector de Calimero-neiging en communiceerde ze bij vlagen zelfs ‘ordinair’, de cynisch lobbyende horecasector achterna. Natuurlijk met meer reden en betere argumenten dan de horecasector, maar toch. Dat is niet het punt. Als cultuursector wil je een onafhankelijke en kritische rol spelen, niet meedoen aan het opbod. Halbe Zijlstra zal tevreden zijn.
Vooral het gebrek aan lange termijnperspectief en de internalisering van de subsidiecyclus (en dus ook de onzekerheid over het voortbestaan van projecten, organisaties, …) zijn problematisch. De gedachte dat we in juli 2022 Gentse Feesten zullen hebben, is lachwekkend. Dat straks we een groot festival kunnen laten doorgaan zonder 2G en dagelijkse tests voor iedereen, net zo. Onze voorspelling van 11 maanden geleden bleek al met al nog te optimistisch, maar was alsnog een stuk behoudender dan de kinderlijk naïeve korte termijnperspectieven van de sector.
De sector zal moeten leren om andere formats te ontdekken en vooral een gestrekt been niet terugtrekken wanneer een festival als Pukkelpop rogue gaat en mensen onrealistische verwachtingen voorhoudt om dan met de staart tussen de benen af te druipen. De kritiek die in augustus weerklonk, was een goed teken, en wie weet zowaar een voorbode voor beterschap.
Insert het kerstpakket van het Overlegcomité. Aan de horeca en de overvolle Meir wordt niet getornd, de cultuur mag opnieuw inpakken. De Follow The Money-theorie werkt uiteraard nog altijd. Mààr! Er is verzet. Eindelijk, zou u durven zeggen. De Waalse bioscoopketen Les Grignoux en maar liefst veertig (40!) Brusselse cultuurhuizen (onder meer Palace en Vendôme) stellen met volle overtuiging open te blijven, het Gentse Sphinx lijkt te volgen. Opera Ballet Vlaanderen vormt haar foyers om tot cafés, om het heerlijke horecagevoel te garanderen. En er was zowaar een manifestatie voor de cultuur! Onder het motto “we hebben heel domme ministers” (dixit acteur Ben Segers tijdens De Warmste Week) kan veel, nietwaar? Frank Vandenbroucke en Egbert Lachaert opperen, met een zeker gevoel voor cynisme, om te bekijken wat in januari mogelijk is (het antwoord rijmt hoogstwaarschijnlijk op ‘iets’). Er beweegt iets, maar of dat ook genoeg is om een wezenlijke impact te hebben op langere termijn is op zijn zachtst gezegd nog onduidelijk. De cultuursector kondigde aan in beroep te gaan tegen de nieuwe maatregelen bij de Raad van State.
5. Het hele jaar door gevibed
Was alles maar zo gemakkelijk. Het hele jaar kan omschreven in één woord, en u weet precies waarover het gaat – zonder definitie, zonder invulling, zonder omschrijving. Dat Conner Rousseau een triviale foto van een hond zijn sociale kanalen plaatst met “weekend vibes” als bijschrift verbaast niemand. De pers omschrijft dat de sp.a dan wel Vooruit na een jaar voorzitterschap van de man op “positieve vibes” drijft. En dan volgen andere politici, zoals een Sven Gatz, die de “positieve vibes” van het onderwijs meer in de verf wil zetten, of een Alexander De Croo die zo de sfeer – vibe – in het vaccinatiecentrum van Charleroi probeert samen te vatten. Enzovoort.
Uiteraard is dit geen een-op-eenrelatie en is er geen sprake van oorzaak en gevolg. Maar het is frappant om te zien hoe elk gevoel, elke notie en eigenlijk elk begrip omschreven kan worden in een vierletterwoord (en neen, het is niet woke). Meestal is zo’n woord een adjectief, geen werkwoord en substantief in één. Uiteraard omarmen we dat volledig – api trots op di belanda, niet dan? Nou dan?
En uiteraard vond dat ook een weg naar de muziekjournalistiek. Volgens De Morgen brengt rapper Dikke een “melancholische vibe”, zou de seismograaf in het rood gaan door de vibe van Zwangere Guy, en klinkt er op de laatste plaat van Nordmann een “vloeibare vibe à la Connan Mockasin”. De Standaard vat het jongste werk van New York Polyphony samen als “vreemde vibe” en schrijft dat DJ Kool Herc in de jaren 70 “de vibes oproepen die hij kende van de soundsystems in zijn geboorteland”.
Taalarmoede? Think again. Ook in De Standaard staat te lezen dat de interpretatie die violiste Isabelle Faust en verteller Dominique Horwitz gekenmerkt wordt door een “weileske vibe en brechtiaanse humor”, en de “zachte vibe” van Tourist LEMC op ‘Kleine Vragen’, jawel, mondt uit in een “moderne Proust-questionnaire”. En zo leunt de taal die nieuw is aan bij die van referenties naar toen. Approved by de stadstroubadour.
4. Sonic City 2021
Het mooie aan het live-jaar 2021? We zijn van relatief bescheiden events toch heel erg enthousiast kunnen worden. Met stip op 1: het heilige novemberweekend van Sonic City en Le Guess Who?. Los van alle onzekerheid en de waas van ontradingscommunicatie die rond de events zweemde, ging Sonic City zowaar op bijna normale wijze door, en hield LGW? het op een onuitgegeven en gedurfde editie.
Twee kleine foodtrucks (eat that, Best Kept Secret), twee kleine podia, een platenstandje en een bizar internationale line-up. Meer was er in Kortrijk niet nodig om het 2019-gevoel op te roepen. Even draaide alles aan het Conservatoriumplein om maar enkele dingen: wij die zo snel mogelijk lopen van Pand.A naar De Kreun en terug, zichtbaar enthousiaste medewerkers die jetlagged artiesten begeleidden naar enkele tafels om te signeren, Bert Dockx die de dag na zijn eigen show met Dans Dans ook even The Microphones kwam meepikken en ja, éclairs als avondmaal.
Want damn, wat is Sonic City er op weinig karakteristieke wijze – géén curatoren om de nodige flexibiliteit in de line-up te garanderen – in geslaagd om een weekend neer te poten dat méédoet. Zijn we mild geworden door de slepende pandemie? Zijn ook onze ideeën stilaan die van mensen die terugkijken? Het zijn vast elementen die meespelen, maar ook abstractie makende van de verzachtende omstandigheden is Sonic City een soort wereld op zich, die losstaat van Kortrijks gewauwel (nu ja, niet helemaal) en het cameranet van Quickie (nu ja, ook weer niet helemaal). Maar goed, we konden heus niet klagen. Extatische grindcore van Duma die zelfs (th) overtuigde, een ontketend Dans Dans (zie hierboven) en de sardonische begrafenisondernemers van Bohren & der Club of Gore? Check.
En oké, het was een jaar met schaarse live-hoogtepunten, maar als we er dan toch eentje mogen noemen, is het wel de onvergetelijke passage van Phil Elverums The Microphones in De Kreun. Zelden hebben we zo’n intense 45 minuten gekend op een festival. ‘The Microphones in 2020’ is dan ook geen gewone comebackplaat van een band, maar de verzintuiglijking van een vat vol herinneringen. Herinneringen die steken, die duiden op vertekening, op hoe alles cyclisch voortdraaft. In Kortrijk brachten Jay Blackinton en Elverum op een zakelijke, maar daarom niet minder indrukwekkende manier een integrale uitvoering van de plaat. De bijna acht minuten durende gitaarintro werd herleid tot een zestal minuten, de drones waren luider en heftiger dan op plaat, maar voor de rest stond de kern als een huis: het verraderlijke vastklikken van een vluchtig gevoel, een al even tijdelijk beeld. Als we met die 45 minuten van The Microphones het komende halfjaar gaan moeten overleven, dan zou dat zomaar nog net kunnen lukken.
Uitgelichte foto: © MUBI